Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 23/04757 Datum 10 oktober 2025

ARREST

In de zaak van

  1. [eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

  1. [eiser 2] ,

wonende te [woonplaats] , EISERS tot cassatie, verweerders in het incidentele cassatieberoep, hierna: [eisers] , advocaat: H.J.W. Alt,

tegen

[verweerster] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep, hierna: [verweerster], advocaat: A.H.M. van den Steenhoven.

1 Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar: a. het vonnis in de zaak C/16/496244 / HA ZA 20-86 van de rechtbank Midden-Nederland van 10 november 2021; b. de arresten in de zaak 200.307.802 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 oktober 2022 en 5 september 2023, verbeterd bij arrest van 7 november 2023. [eisers] hebben tegen het arrest van 5 september 2023 van het hof beroep in cassatie ingesteld.[verweerster] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt verwerping van het principale en het incidentele cassatieberoep De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad: in het principale beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan; in het incidentele beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerster] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 10 oktober 2025.