Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2025:1413 - Hoge Raad verklaart cassatieberoep niet ontvankelijk op grond van artikel tachtig-a RO - 26 september 2025

Arrest

ECLI:NL:HR:2025:141326 september 2025

Essentie

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep in een belastingzaak zonder verdere motivering niet-ontvankelijk. De klachten geven geen aanleiding tot beantwoording in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, omdat het beroep kennelijk niet kan slagen, conform de procedure van artikel tachtig-a Wet op de rechterlijke organisatie.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer25/00886 Datum26 september 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 januari 2025, nr. 23/1658[1], op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 23/985) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag in de inkomstenbelastingbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2025.

ECLI:NL:GHSHE:2025:211.


Voetnoten

ECLI:NL:GHSHE:2025:211.