Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2025:1362 - Hoge Raad verklaart cassatieberoep inkomstenbelasting ongegrond met artikel 81 RO - 19 september 2025

Arrest

ECLI:NL:HR:2025:136219 september 2025

Essentie

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep in een zaak over een aanslag inkomstenbelasting. De klachten leiden niet tot vernietiging, waarbij de Hoge Raad toepassing geeft aan artikel 81, lid 1, Wet RO. Een inhoudelijke motivering blijft achterwege omdat de zaak geen rechtsontwikkeling of rechtseenheid dient.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer24/03557 Datum19 september 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 september 2024, nr. BK-ARN 23/2204[1], op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 22/2018) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2019 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.

ECLI:NL:GHARL:2024:5778.


Voetnoten

ECLI:NL:GHARL:2024:5778.