Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2025:1339 - Hoge Raad verwerpt cassatieberoep over navorderingsaanslag met toepassing van artikel 81 RO - 19 september 2025

Arrest

ECLI:NL:HR:2025:133919 september 2025

Essentie

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep tegen een uitspraak over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting ongegrond. De klachten rechtvaardigen geen inhoudelijke motivering, omdat beantwoording niet van belang is voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling, conform artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer25/00613 Datum19 september 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 9 januari 2025, nr. BK-24/553, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 23/122) betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2017 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

1.1 Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Kara, advocaat, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.De Staatssecretaris, vertegenwoordigd [P], heeft een verweerschrift ingediend.

1.2 Namens belanghebbende is de zaak mondeling toegelicht door A. Kara voornoemd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.