Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2025:1285 - Hoge Raad verwerpt cassatieberoep in belastingzaak met artikel 81.1 RO - 12 september 2025

Arrest

ECLI:NL:HR:2025:128512 september 2025

Essentie

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch ongegrond. De klachten in deze belastingzaak worden afgedaan met toepassing van artikel 81, lid 1, Wet RO, omdat de beantwoording ervan niet van belang is voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer24/02567 Datum12 september 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

  1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 mei 2024, nr. 22/1077[1], op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 19/2028) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de accijns.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Zilver, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2025.

ECLI:NL:GHSHE:2024:1793.


Voetnoten

ECLI:NL:GHSHE:2024:1793.