Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer22/01914 Datum3 oktober 2023

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 maart 2022, nummer PIJ 21/0339, in de zaak

van

[verzoeker], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001, hierna: de verzoeker.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verzoeker. Namens deze heeft H.C. Ingelse, advocaat te Maastricht, bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verzoeker in het beroep. De raadsman van de verzoeker heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Op grond van artikelen 6:6:1 lid 1 en 6:6:7 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) staat tegen rechterlijke beslissingen inzake de tenuitvoerlegging geen gewoon rechtsmiddel open, voor zover in hoofdstuk 6 van Boek 6 van dat wetboek niet anders is bepaald. Tegen een beslissing, als bedoeld in artikel 6:6:31 Sv, tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, staat volgens artikel 6:6:37 lid 2 Sv hoger beroep open. Hoofdstuk 6 van Boek 6 van het Wetboek van Strafvordering bevat echter geen bepaling op grond waarvan cassatieberoep openstaat tegen zo’n beslissing. Daarom kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de verzoeker niet in behandeling nemen.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2023.