Terug naar bibliotheek
Boek 6. Tenuitvoerlegging
Hoofdstuk 6. Rechterlijke beslissingen inzake de tenuitvoerlegging
Eerste titel. Algemeen
Artikel 6:6:1

Artikel 6:6:1 (Bevoegdheid rechterlijke beslissingen tenuitvoerlegging)

Laatste versie

1. Indien een rechter overeenkomstig de bepalingen van dit boek een beslissing kan nemen inzake de tenuitvoerlegging, is – tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald – tot het nemen van deze beslissing bevoegd het gerecht dat in eerste aanleg kennis heeft genomen van het strafbare feit waarvoor de sanctie is opgelegd waarop de beslissing ziet. Tenzij anders is bepaald kan de rechter deze beslissing ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie, dan wel op verzoek van de veroordeelde nemen.

2. In de gevallen waarin de veroordeelde wordt vervolgd wegens een strafbaar feit en de behandeling van een beslissing als bedoeld in het eerste lid op vordering van het openbaar ministerie gelijktijdig geschiedt met de behandeling van het feit waarvoor de veroordeelde wordt vervolgd, is het gerecht bevoegd dat kennis neemt van dat feit. De kantonrechter is slechts bevoegd tot kennisneming van de vordering indien hij bevoegd is tot kennisneming van de feiten ter zake waarvan de veroordeling is uitgesproken waarop de vordering betrekking heeft.

3. In het geval van de tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing is tot het nemen van een beslissing als bedoeld in het eerste lid tevens het gerecht bevoegd dat het verlof tot tenuitvoerlegging, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, heeft verleend, danwel het gerecht in het arrondissement waar toezicht wordt gehouden op de naleving van de aan de veroordeelde opgelegde verplichtingen.

4. Indien het gerecht dat kennis neemt van de zaak zich onbevoegd acht of van oordeel is dat een goede rechtsbedeling dit vereist, verwijst het de zaak naar het gerecht dat deze naar zijn oordeel behoort te berechten.

5. Indien het gerecht beslist op een verzoek van de veroordeelde, wordt dit verzoek door de griffier ter kennis gebracht van het openbaar ministerie, dat daarop zo spoedig mogelijk een conclusie neemt.

6. Onze Minister kan het openbaar ministerie informeren over omstandigheden die aanleiding kunnen geven een vordering bedoeld in het eerste lid in te dienen. Het openbaar ministerie informeert Onze Minister in deze gevallen of een vordering is ingediend.

7.

a. De zaak wordt behandeld en beslist door een enkelvoudige kamer. b. In afwijking van het bepaalde onder a, wordt de zaak behandeld en beslist door een meervoudige kamer indien:

1°. de vordering van het openbaar ministerie strekt tot vrijheidsbeneming van meer dan een jaar, dan wel meer dan een half jaar in geval van een jeugdige; 2°. de rechter die kennisneemt van de zaak aanstonds oordeelt dat deze door een meervoudige kamer moet worden behandeld; 3°. de zaak op grond van het tweede lid wordt behandeld door een meervoudige kamer.

c. De rechter-commissaris neemt spoedeisende, tijdelijke en voorlopige beslissingen in het kader van de tenuitvoerlegging.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien een rechter overeenkomstig de bepalingen van dit boek een beslissing kan nemen inzake de tenuitvoerlegging, is – tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald – tot het nemen van deze beslissing bevoegd het gerecht dat in eerste aanleg kennis heeft genomen van het strafbare feit waarvoor de sanctie is opgelegd waarop de beslissing ziet. Tenzij anders is bepaald kan de rechter deze beslissing ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie, dan wel op verzoek van de veroordeelde nemen.

Dit lid bepaalt welk gerecht bevoegd is om beslissingen te nemen over de tenuitvoerlegging van sancties. Als een rechter volgens de regels van dit wetboek een beslissing kan nemen over de tenuitvoerlegging, is in principe het gerecht bevoegd dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. Dit geldt tenzij in dit hoofdstuk (Hoofdstuk 6) iets anders is vastgelegd. De rechter kan zo'n beslissing nemen uit eigen beweging (ambtshalve), op eis (vordering) van het openbaar ministerie, of op verzoek van de veroordeelde, tenzij de wet anders voorschrijft.

2. In de gevallen waarin de veroordeelde wordt vervolgd wegens een strafbaar feit en de behandeling van een beslissing als bedoeld in het eerste lid op vordering van het openbaar ministerie gelijktijdig geschiedt met de behandeling van het feit waarvoor de veroordeelde wordt vervolgd, is het gerecht bevoegd dat kennis neemt van dat feit.

Dit lid beschrijft een specifieke situatie. Wanneer een veroordeelde opnieuw wordt vervolgd voor een ander strafbaar feit, en het openbaar ministerie vordert dat een beslissing over de tenuitvoerlegging (zoals bedoeld in lid 1) tegelijk wordt behandeld met dit nieuwe strafbare feit, dan is het gerecht dat het nieuwe feit behandelt, ook bevoegd voor de beslissing over de tenuitvoerlegging.

3. In het geval van de tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing is tot het nemen van een beslissing als bedoeld in het eerste lid tevens het gerecht bevoegd dat het verlof tot tenuitvoerlegging, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, heeft verleend, danwel het gerecht in het arrondissement waar toezicht wordt gehouden op de naleving van de aan de veroordeelde opgelegde verplichtingen.

Dit lid handelt over de bevoegdheid bij de tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen. In zo'n geval is, naast de algemene regel, ook het gerecht bevoegd dat het verlof tot tenuitvoerlegging heeft gegeven (volgens artikel 31, eerste lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen). Ook het gerecht in het arrondissement waar toezicht wordt gehouden op de naleving van de verplichtingen van de veroordeelde, is bevoegd.

4. Indien het gerecht dat kennis neemt van de zaak zich onbevoegd acht of van oordeel is dat een goede rechtsbedeling dit vereist, verwijst het de zaak naar het gerecht dat deze naar zijn oordeel behoort te berechten.

Dit lid stelt dat als een gerecht dat een zaak behandelt, zichzelf onbevoegd acht, of meent dat een goede rechtspleging (goede rechtsbedeling) dit noodzakelijk maakt, het de zaak moet doorverwijzen naar het gerecht dat volgens zijn oordeel wel bevoegd is of de zaak beter kan behandelen.

5. Indien het gerecht beslist op een verzoek van de veroordeelde, wordt dit verzoek door de griffier ter kennis gebracht van het openbaar ministerie, dat daarop zo spoedig mogelijk een conclusie neemt.

Dit lid beschrijft de procedure wanneer een gerecht een beslissing neemt op verzoek van de veroordeelde. In dat geval moet de griffier (secretaris van het gerecht) dit verzoek aan het openbaar ministerie voorleggen. Het openbaar ministerie moet vervolgens zo snel mogelijk zijn standpunt (conclusie) hierover geven.

6. Onze Minister kan het openbaar ministerie informeren over omstandigheden die aanleiding kunnen geven een vordering bedoeld in het eerste lid in te dienen. Het openbaar ministerie informeert Onze Minister in deze gevallen of een vordering is ingediend.

Dit lid geeft de Minister (van Justitie en Veiligheid) de mogelijkheid om het openbaar ministerie te wijzen op omstandigheden die reden kunnen zijn voor het openbaar ministerie om een vordering tot een beslissing over de tenuitvoerlegging (zoals bedoeld in lid 1) in te dienen. Het openbaar ministerie moet de Minister vervolgens laten weten of het inderdaad een dergelijke vordering heeft ingediend.

7.

a. De zaak wordt behandeld en beslist door een enkelvoudige kamer.

Dit sublid bepaalt als hoofdregel dat zaken betreffende beslissingen over de tenuitvoerlegging worden behandeld en beslist door één rechter (een enkelvoudige kamer).

b. In afwijking van het bepaalde onder a, wordt de zaak behandeld en beslist door een meervoudige kamer indien:

Dit sublid noemt uitzonderingen op de hoofdregel van sublid a. In de hieronder genoemde gevallen wordt de zaak behandeld en beslist door meerdere rechters (een meervoudige kamer):

1°. de vordering van het openbaar ministerie strekt tot vrijheidsbeneming van een jaar of meer, dan wel een half jaar of meer in geval van een jeugdige;

Dit betreft de situatie waarin de vordering van het openbaar ministerie gericht is op het opleggen van een vrijheidsstraf van een jaar of langer, of, in het geval van een jeugdige, een half jaar of langer.

2°. de rechter die kennisneemt van de zaak aanstonds oordeelt dat deze door een meervoudige kamer moet worden behandeld;

Dit betreft de situatie waarin de rechter die de zaak in behandeling neemt, direct (aanstonds) van mening is dat de zaak door een meervoudige kamer moet worden behandeld.

3°. de zaak op grond van het tweede lid wordt behandeld door een meervoudige kamer.

Dit betreft de situatie waarin de zaak, omdat deze gelijktijdig wordt behandeld met een ander strafbaar feit zoals beschreven in lid 2, al door een meervoudige kamer wordt behandeld.

c. De rechter-commissaris neemt spoedeisende, tijdelijke en voorlopige beslissingen in het kader van de tenuitvoerlegging.

Dit sublid geeft aan dat de rechter-commissaris bevoegd is om beslissingen te nemen die spoedeisend, tijdelijk of voorlopig van aard zijn in het kader van de tenuitvoerlegging van sancties.