Nieuw bewijs bij intrekking Europees beslagbevel: ex nunc toetsing toegestaan
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Essentie
Bij een verzoek tot intrekking van een Europees bevel tot conservatoir beslag (EAPO-Vo), mag de rechter rekening houden met feiten en bewijsmateriaal die na de afgifte van het bevel bekend zijn geworden. Een ex nunc toetsing is hierbij het uitgangspunt.
Samenvatting feiten
Een consument ([verweerster]) verloor ruim € 347.000 met het handelen in CFD's via Hoch Capital. Zij startte een bodemprocedure wegens oneerlijke handelspraktijken en verkreeg een Europees bevel tot conservatoir beslag (EAPO-bevel) op een bankrekening van Hoch Capital. Hoch Capital vorderde in kort geding de intrekking van dit bevel. Na het verlenen van het beslagbevel werden geluidsopnamen van telefoongesprekken beschikbaar, die in de procedure over de intrekking door het hof zijn meegewogen.
Cassatieberoep door
Hoch Capital Ltd. heeft beroep in cassatie ingesteld.
Rechtsvraag
De centrale rechtsvraag is of de rechter, bij de beoordeling van een verzoek tot intrekking van een Europees bevel tot conservatoir beslag (EAPO-Vo), rekening mag houden met feiten en bewijsmateriaal die pas ná de afgifte van het bevel beschikbaar zijn gekomen. Meer specifiek: mag de rechter dit nieuwe bewijs meewegen bij de toets of de vordering van de schuldeiser waarschijnlijk gegrond is (art. 7 lid 2 EAPO-Vo), ook al was dit bewijs niet beschikbaar bij de oorspronkelijke beslissing?
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de rechter die beslist op een verzoek tot intrekking of wijziging van een EAPO-bevel, rekening mag houden met feiten en omstandigheden die zich na de indiening van het oorspronkelijke verzoek hebben voorgedaan of zijn vastgesteld. Dit geldt ook voor de beoordeling of de vordering waarschijnlijk gegrond is (art. 7 lid 2 EAPO-Vo). Het hof mocht de later beschikbaar gekomen geluidsopnamen dus meewegen. De klacht faalt en de Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep.
Rechtsregel
Bij de beoordeling van een verzoek van een schuldenaar tot intrekking of wijziging van een Europees bevel tot conservatoir beslag (EAPO-bevel), dient de rechter een ex nunc toetsing te verrichten. Dit betekent dat de rechter rekening kan houden met alle feiten en omstandigheden zoals die ten tijde van zijn beslissing bekend zijn, inclusief bewijsmateriaal dat pas na de afgifte van het oorspronkelijke bevel beschikbaar is gekomen. Dit geldt ook voor de toets aan de voorwaarden van art. 7 lid 2 EAPO-Vo.
Belangrijke rechtsoverwegingen
Uit het hiervoor overwogene blijkt dat de EAPO-Vo op diverse wijzen erin voorziet dat bij de beoordeling van de vraag of het bevel dient te worden ingetrokken of gewijzigd, rekening kan worden gehouden met feiten en omstandigheden die de rechter die het bevel heeft gegeven nog niet bekend waren. Zes van de zeven in art. 33 lid 1 EAPO-Vo vermelde intrekkings- en wijzigingsgronden hebben betrekking op omstandigheden die zich voordoen na indiening van het verzoek om een bevel.
(r.o. 3.1.3)Verder blijkt uit hetgeen hiervoor in 3.1.2, slot, is overwogen dat bij de totstandkoming van de verordening uitdrukkelijk is onderkend dat de schuldeiser na afwijzing van een eerder verzoek steeds de mogelijkheid heeft een nieuw bevel te vragen, bijvoorbeeld omdat hij beschikt over nieuw bewijsmateriaal. Het ligt voor de hand dat de rechter met dergelijk nieuw bewijsmateriaal ook reeds rekening kan houden in het geval hij moet beslissen op een op art. 33 lid 1, onder a, EAPO-Vo gegrond verzoek van de schuldenaar tot intrekking of wijziging. Indien met dat nieuwe bewijsmateriaal in dat kader geen rekening gehouden zou kunnen worden, zou de schuldeiser genoodzaakt zijn steeds wanneer hij over nieuw bewijsmateriaal de beschikking krijgt een nieuw verzoek in te dienen, op welk verzoek dan wordt beslist zonder de schuldenaar te horen. Noch het belang van de schuldeiser, noch dat van de schuldenaar is daarmee gediend. Een dergelijke gang van zaken zou ook niet stroken met het doel van de EAPO-Vo om te voorzien in een procedure waarin op een efficiënte en prompte wijze conservatoir beslag kan worden gelegd
De tekst van de verordening sluit niet uit dat ook voor de intrekkings- en wijzigingsgrond van art. 33 lid 1, onder a, EAPO-Vo, evenals voor de andere in die bepaling geregelde intrekkings- en wijzigingsgronden, geldt dat latere of later vastgestelde omstandigheden in de beschouwing worden betrokken. Een andere uitleg zou bovendien ertoe leiden dat een bevel tot conservatoir beslag moet worden ingetrokken of gewijzigd indien op het moment van indiening van het verzoek om het geven van een bevel het overgelegde bewijsmateriaal ontoereikend was, ook indien de vordering van de schuldeiser in de bodemprocedure inmiddels is toegewezen. Het is niet aannemelijk dat dit is beoogd, te meer niet nu op grond van art. 33 lid 1, onder f, EAPO-Vo het bevel kan worden ingetrokken of gewijzigd in het spiegelbeeldige geval dat de vordering in de bodemprocedure inmiddels is afgewezen, en dus in dat geval uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met omstandigheden van na de indiening van het verzoek om het geven van een bevel.
(r.o. 3.1.3)Deze overwegingen zijn belangrijk omdat de Hoge Raad zijn oordeel baseert op de systematiek, de doelstelling en een logische interpretatie van de EAPO-Verordening. Ten eerste volgt uit de intrekkingsgronden van art. 33 EAPO-Vo zelf dat veelal rekening wordt gehouden met latere omstandigheden. Ten tweede zou een andere uitleg (ex tunc) leiden tot inefficiëntie, omdat een schuldeiser dan steeds een nieuw ex parte-verzoek zou moeten indienen bij nieuw bewijs. Ten derde zou een ex tunc-toets tot onlogische uitkomsten leiden, zoals de intrekking van een bevel ondanks dat de vordering in de bodemzaak inmiddels is toegewezen.
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 21/04976 Datum 2 december 2022
ARREST
In de zaak van
HOCH CAPITAL LTD., gevestigd te Limasol, Cyprus, EISERES tot cassatie, hierna: Hoch Capital, advocaat: A.C. van Schaick,
tegen
[verweerster], wonende te [woonplaats], VERWEERSTER in cassatie, hierna: [verweerster], advocaat: R.P. Streng.
1 Procesverloop in cassatie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar: a. het vonnis in de zaak C/16/496271 / KG ZA 20-40 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 24 juni 2020; b. de arresten in de zaak 200.283.655 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 februari 2021 en 12 oktober 2021. Hoch Capital heeft tegen het arrest van het hof van 12 oktober 2021 beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De bijlagen die bij de schriftelijke toelichting namens [verweerster] zijn gevoegd, bevatten gegevens van feitelijke aard die in feitelijke instanties niet in het geding waren. De Hoge Raad zal daarom op deze bijlagen geen acht slaan. De conclusie van de advocaat-generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van Hoch Capital heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [verweerster] heeft op 13 februari 2019 een overeenkomst gesloten met Hoch Capital strekkende tot het handelen in ‘Contracts for Difference’ (hierna: CFD’s).
(ii) In de periode tussen 13 en 28 februari 2019 heeft [verweerster] in totaal 73 CFD-transacties verricht. [verweerster] heeft een bedrag van € 362.250,-- gestort, waarvan € 347.226,59 werd verloren.
(iii) In november 2019 heeft [verweerster] een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Midden-Nederland, waarin zij zich op het standpunt heeft gesteld dat Hoch Capital zich heeft schuldig gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken. Zij heeft onder andere een schadevergoeding van € 347.226,59 gevorderd.
(iv) In januari 2020 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland op verzoek van [verweerster] bevel gegeven tot conservatoir beslag als bedoeld in de EAPO-Verordening (hierna: EAPO-Vo)
2.2 In dit kort geding vordert Hoch Capital, voor zover in cassatie van belang, intrekking van het bevel tot conservatoir beslag. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen.
2.3 Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
3 Beoordeling van het middel
3.1.1 Onderdeel 1 van het middel klaagt dat het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de EAPO-Vo, door bij de beoordeling van het verzoek om intrekking van het bevel tot conservatoir beslag, althans voor zover het daarbij gaat om de vraag of is voldaan aan de voorwaarde dat de schuldeiser voldoende bewijsmateriaal verstrekt om het gerecht ervan te overtuigen dat zijn vordering tegen de schuldenaar waarschijnlijk gegrond wordt verklaard (art. 7 lid 2 EAPO-Vo), rekening te houden met omstandigheden die zich na indiening van het verzoek om het geven van het bevel hebben voorgedaan. Het hof heeft in zijn beoordeling immers betrokken de geluidsopnamen van de telefoongesprekken tussen Hoch Capital en [verweerster], terwijl die geluidsopnamen pas na de verlofverlening aan [verweerster] ter beschikking zijn gesteld en dus niet hebben kunnen bijdragen aan het oordeel van de rechter om het bevel tot conservatoir beslag te geven, aldus het onderdeel.
3.1.2 Het doel van de EAPO-Vo is het vereenvoudigen van het in de Europese Unie aanvragen en toepassen van bewarende maatregelen in zaken met grensoverschrijdende gevolgen.
3.1.3 Uit het hiervoor overwogene blijkt dat de EAPO-Vo op diverse wijzen erin voorziet dat bij de beoordeling van de vraag of het bevel dient te worden ingetrokken of gewijzigd, rekening kan worden gehouden met feiten en omstandigheden die de rechter die het bevel heeft gegeven nog niet bekend waren. Zes van de zeven in art. 33 lid 1 EAPO-Vo vermelde intrekkings- en wijzigingsgronden hebben betrekking op omstandigheden die zich voordoen na indiening van het verzoek om een bevel.
Verder blijkt uit hetgeen hiervoor in 3.1.2, slot, is overwogen dat bij de totstandkoming van de verordening uitdrukkelijk is onderkend dat de schuldeiser na afwijzing van een eerder verzoek steeds de mogelijkheid heeft een nieuw bevel te vragen, bijvoorbeeld omdat hij beschikt over nieuw bewijsmateriaal. Het ligt voor de hand dat de rechter met dergelijk nieuw bewijsmateriaal ook reeds rekening kan houden in het geval hij moet beslissen op een op art. 33 lid 1, onder a, EAPO-Vo gegrond verzoek van de schuldenaar tot intrekking of wijziging. Indien met dat nieuwe bewijsmateriaal in dat kader geen rekening gehouden zou kunnen worden, zou de schuldeiser genoodzaakt zijn steeds wanneer hij over nieuw bewijsmateriaal de beschikking krijgt een nieuw verzoek in te dienen, op welk verzoek dan wordt beslist zonder de schuldenaar te horen. Noch het belang van de schuldeiser, noch dat van de schuldenaar is daarmee gediend. Een dergelijke gang van zaken zou ook niet stroken met het doel van de EAPO-Vo om te voorzien in een procedure waarin op een efficiënte en prompte wijze conservatoir beslag kan worden gelegd
3.1.4 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de rechter die moet beslissen op een verzoek van de schuldenaar tot intrekking of wijziging van het bevel tot conservatoir beslag, rekening kan houden met feiten en omstandigheden die zich na indiening van het verzoek om een bevel hebben voorgedaan dan wel na die indiening zijn vastgesteld, ook wanneer die omstandigheden van belang zijn voor het oordeel of is voldaan aan het vereiste van art. 7 lid 2 EAPO-Vo. Over deze uitleg van de EAPO-Vo kan redelijkerwijs geen twijfel bestaan, zodat de Hoge Raad geen aanleiding ziet tot het stellen van een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De hiervoor in 3.1.1 weergegeven klacht faalt dus.
3.2 De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Hoch Capital in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 421,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 2 december 2022.
Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken, PbEU 2014, L 189/59. De gehanteerde afkorting is gebaseerd op de Engelstalige naam van de verordening: European Account Preservation Order.
Rechtbank Midden-Nederland 24 juni 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:2301.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9639.
Overweging 5 van de considerans van de EAPO-Vo.
Overweging 14 van de considerans van de EAPO-Vo.
Overweging 30 van de considerans van de EAPO-Vo.
Overweging 22 van de considerans van de EAPO-Vo.
Overweging 5 van de considerans van de EAPO-Vo.