ECLI:NL:HR:2022:1114
Arrest
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummers 21/01164 en 21/01186 Datum 15 juli 2022
BESCHIKKING
In de zaak 21/01164 van
1. STICHTING IEHA,gevestigd te Gouda,
2. [verzoeker 2],woonplaats kiezende te [woonplaats],
3. [verzoeker 3],woonplaats kiezende te [woonplaats],
4. [verzoeker 4],woonplaats kiezende te [woonplaats],
5. [verzoeker 5],woonplaats kiezende te [woonplaats],
6. [verzoeker 6],woonplaats kiezende te [woonplaats], 7. [verzoeker 7] woonplaats kiezende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie, hierna gezamenlijk: de Stichting IEHA c.s., advocaten: J.P. Heering en H. Boom,
tegen
HET OPENBAAR MINISTERIE, LANDELIJK PARKET,gevestigd te Rotterdam, VERWEERDER in cassatie, hierna: het OM, advocaten: G.C. Nieuwland en M.W. Scheltema,
en
1. HELLS ANGELS MOTORCYCLE CORPORATION,
gevestigd te Oakland, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
2. HELLS ANGELS MOTORCYCLE CLUB,
zonder bekende vestigingsplaats, hierna: HAMC,
3. HELLS ANGELS MOTORCYCLE CLUB HOLLAND,
zonder bekende vestigingsplaats, hierna: HAMC Holland BELANGHEBBENDEN in cassatie, niet verschenen,
en in de zaak 21/01186 van
HET OPENBAAR MINISTERIE, LANDELIJK PARKET,gevestigd te Rotterdam, VERZOEKER tot cassatie, hierna: het OM, advocaten: M.W. Scheltema en G.C. Nieuwland,
tegen
1. HELLS ANGELS MOTORCYCLE CORPORATION,
gevestigd te Oakland, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
2. STICHTING IEHA,
gevestigd te Gouda,
3. [verzoeker 2],
woonplaats kiezende te [woonplaats],
4. [verzoeker 3],
woonplaats kiezende te [woonplaats],
5. [verzoeker 4],
woonplaats kiezende te [woonplaats],
6. [verzoeker 5],
woonplaats kiezende te [woonplaats],
7. [verzoeker 6],
woonplaats kiezende te [woonplaats],
8. [verzoeker 7]
woonplaats kiezende te [woonplaats], VERWEERDERS in cassatie, hierna gezamenlijk: HAMC Corporation c.s. advocaten: J.P. Heering en H. Boom,
en
1. HELLS ANGELS MOTORCYCLE CLUB,
zonder bekende vestigingsplaats, hierna: HAMC,
2. HELLS ANGELS MOTORCYCLE CLUB HOLLAND,
zonder bekende vestigingsplaats, HAMC Holland, BELANGHEBBENDEN in cassatie, niet verschenen.
1 Procesverloop in beide zaken
Voor het verloop van beide zaken in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
in de zaak 21/01164
De Stichting IEHA c.s. hebben tegen de beschikking van het hof van 15 december 2020 beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. Het OM heeft verzocht het beroep te verwerpen. De overige partijen hebben geen verweerschrift ingediend. De zaak is voor de Stichting IEHA c.s. en het OM mondeling toegelicht.
in de zaak 21/01186
Het OM heeft tegen de beschikking van het hof van 15 december 2020 beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. HAMC Corporation c.s. hebben verzocht het beroep te verwerpen.
in beide zaken
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt in beide zaken tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten in beide zaken
2.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) HAMC is een internationale motorclub, die zijn oorsprong heeft in Californië, Verenigde Staten. Wereldwijd zijn er plaatselijke afdelingen, die charters worden genoemd. (ii) In 1978 is het eerste Hells Angels-charter in Nederland gevestigd. In Nederland bestaan thans achttien charters, met in totaal ongeveer 240 leden. Er zijn twee verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en zestien stichtingen verbonden aan de Hells Angels-charters in Nederland. (iii) Het OM stelt zich op het standpunt dat de activiteiten van de Hells Angels in strijd zijn met de openbare orde. Het OM richt zich in deze zaak onder meer tegen de wereldwijde organisatie van de Hells Angels (HAMC) en tegen de Nederlandse overkoepelende organisatie (HAMC Holland).
2.2 Het OM verzoekt in deze procedure – voor zover in cassatie van belang – om op de voet van art. 10:122 BW voor recht te verklaren dat de werkzaamheid van HAMC in strijd is met de openbare orde als bedoeld in art. 2:20 BW en om op de voet van art. 2:20 BW HAMC Holland verboden te verklaren en te ontbinden.
2.3 De rechtbank heeft de hiervoor in 2.2 genoemde verzoeken van het OM toegewezen.
“5.67. Gelet op dit alles zijn de Nederlandse charters – voor zover zij geen formele verenigingen zijn – als informele verenigingen aan te merken. Zij vallen dus niet onder de verbodenverklaring en ontbinding van HAMC Holland. Dat neemt niet weg dat de verklaring voor recht ten aanzien van HAMC en de verbodenverklaring van HAMC Holland indirect wel gevolgen hebben voor de Nederlandse charters en hun leden. Als de verklaring en het verbod eenmaal onherroepelijk zijn, staat het hen ook niet meer vrij om de werkzaamheid van HAMC en HAMC Holland voort te zetten. Onder meer betekent dit dat de leden niet meer in het openbaar de colors van de Hells Angels mogen dragen en de charters niet meer onder deze naam naar buiten mogen treden. Tot een andere beslissing over het verzoek van het OM dan de rechtbank heeft gegeven, leidt dit overigens niet.”
3 Beoordeling van het middel in de zaak 21/01164
3.1 Onderdeel 6.1 van het middel klaagt dat het oordeel van het hof (in rov. 5.67) onjuist is voor zover het hof het verbod om de werkzaamheid van HAMC en HAMC Holland voort te zetten nader concretiseert door te overwegen dat dit onder meer betekent dat de leden niet meer in het openbaar de colors van de Hells Angels mogen dragen en de charters niet meer onder de naam Hells Angels naar buiten mogen treden.
3.2 Deze klacht faalt. De verbodenverklaring en de ontbinding van HAMC Holland hebben niet tot gevolg dat de afzonderlijke charters verboden zijn verklaard en ontbonden. Het hof heeft in rov. 5.67 slechts tot uitdrukking gebracht dat de verklaring voor recht ten aanzien van HAMC en de verbodenverklaring en ontbinding van HAMC Holland indirect wel gevolgen kunnen hebben voor de afzonderlijke charters en hun leden. Dit volgt uit art. 140 lid 2 Wetboek van Strafrecht, waarin strafbaar is gesteld deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in art. 10:122 lid 1 BW is afgegeven. Het is aan de strafrechter om te beslissen of het in het openbaar dragen van de colors van de Hells Angels of het onder de naam Hells Angels naar buiten treden een strafbaar feit oplevert. Het hof heeft dit niet miskend.
3.3 De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beoordeling van het middel in de zaak 21/01186
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
5 Beslissing
De Hoge Raad:
in de zaak 21/01164:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de Stichting IEHA c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het OM begroot op € 68,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris;
in de zaak 21/01186:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt het OM in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van HAMC Corporation c.s. begroot op € 68,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter, de vicepresident M.J. Kroeze en de raadsheren H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 15 juli 2022.
Rechtbank Midden-Nederland 29 mei 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:2302.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 december 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10406.