Uitleg named perils-polis: Geen dekking voor hagelschade ondanks storm
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Essentie
Bij een named perils-polis, waar hagelschade apart verzekerbaar was, moet de stormclausule beperkt worden uitgelegd. Schade die primair door hagel ontstaat, is niet gedekt, ook al heeft een storm de hagel beïnvloed. De aard en systematiek van de polis prevaleren boven een ruime causaliteitsleer.
Samenvatting feiten
Eisers, agrariërs, hebben een brandverzekering bij Allianz met een aanvullende clausule voor stormschade. Na een zware storm (een 'supercell') met extreme hagel, claimen zij de schade aan hun daken. De door Allianz ingeschakelde expert stelt vast dat de schade is veroorzaakt door hagelinslag en niet direct door de storm, hoewel er wel storm was. Omdat de polis alleen stormschade dekt en geen hagelschade, weigert Allianz de schade te vergoeden. Eisers stellen dat de schade wel onder de stormdekking valt.
Cassatieberoep door
De eisers, de exploitanten van de agrarische onderneming, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof.
Rechtsvraag
De centrale vraag is welke causaliteitsmaatstaf moet worden toegepast om te bepalen of schade onder de dekking van een verzekeringsovereenkomst valt, indien de polisvoorwaarden hierover zwijgen. Meer specifiek, is een rechter in een dergelijk geval verplicht om de 'dominant cause'-leer toe te passen, of kan er, afhankelijk van de omstandigheden en de aard van de polis, een andere maatstaf zoals de condicio sine qua non-leer worden gehanteerd?
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte heeft aangenomen dat de 'dominant cause'-leer automatisch van toepassing is. De klacht hierover is dus gegrond. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep echter alsnog. Op basis van de aard van de verzekering (een 'named perils'-polis) en het feit dat hagelschade apart verzekerd kon worden, moet de stormclausule beperkt worden uitgelegd. De schade is redelijkerwijs niet aan te merken als stormschade, waardoor eisers geen belang hebben bij vernietiging.
Rechtsregel
Indien een verzekeringsovereenkomst geen specifieke causaliteitsmaatstaf voorschrijft, is de rechter niet verplicht om de 'dominant cause'-leer toe te passen. De vaststelling van het causaal verband hangt in de eerste plaats af van wat partijen zijn overeengekomen. De keuze voor een causaliteitsmaatstaf is afhankelijk van de uitleg van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval.
Belangrijke rechtsoverwegingen
Bij beantwoording van de vraag van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, komt het in de eerste plaats aan op wat partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Indien de overeenkomst niet inhoudt van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan, is de rechter niet gehouden de aanwezigheid van dat causale verband in beginsel aan de hand van de zogenoemde leer van de dominant cause te onderzoeken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op hetgeen tussen partijen vaststaat, ziet de Hoge Raad aanleiding het geschilpunt zelf te beslissen. Daartoe wordt als volgt overwogen. De aard van de onderhavige verzekering (named perils-polis) brengt mee dat de verzekerde de mogelijkheid heeft per object en per evenement voor een bepaalde dekking te kiezen. [eisers] hebben met betrekking tot hun opstallen gekozen voor toepasselijkheid van (onder meer) clausule 592 met dekking voor stormschade. Partijen zijn het (gelet op de erkenning van [eisers] in hun pleitnota in hoger beroep, punt 13) erover eens dat de in clausule 592 opgenomen uitbreiding voor neerslagschade (in de tweede zin onder 1 van die clausule; zie hiervoor in 2.1 onder (ii)) wel schade door neerslag dekt voor zover deze neerslagschade het gevolg is van stormschade aan de verzekerde gebouwen, maar dat die uitbreiding voor neerslagschade op zichzelf niet de thans aan de orde zijnde schade aan de gebouwen van [eisers] dekt. Daarnaast staat vast dat voor [eisers] de mogelijkheid bestond om door middel van clausule 593 (“Bijzondere voorwaarden uitgebreide verzekering voor agrarische bedrijven”) naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, maar dat [eisers] daarvoor niet hebben gekozen. In het licht van de aard van de onderhavige verzekering als named perils-polis, de bewoordingen en inhoud van clausule 592, en de omstandigheid dat clausule 593 de mogelijkheid bood om naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, moet – bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel – clausule 592 beperkt worden uitgelegd in die zin dat schade die door storm wordt toegebracht wel gedekt is, maar schade die ontstaat door neerslag van hagel niet. Bij die uitleg past het niet om schade die ontstaat door neerslag van hagel, ook indien hevige storm van invloed is geweest op de grootte en zwaarte van de hagelstenen, door toepassing van een ruime causaliteitsmaatstaf (alsnog) onder de dekking van clausule 592 te brengen door de hagelschade aan te merken als een gevolg van storm in de zin van de polis. In cassatie is niet bestreden de vaststelling van het hof in rov. 4.5, die strookt met de hiervoor in 2.1 onder (ii) geciteerde rapportage van het expertisebureau, dat op 23 juni 2016 hagelstenen met extreme afmetingen zijn gevallen, die onder meer de golfplaten op de varkensstallen van [eisers] hebben geperforeerd. De conclusie van het voorgaande moet dan ook zijn dat in dit geval de op 23 juni 2016 ontstane schade aan de gebouwen van [eisers] naar redelijkheid niet kan worden beschouwd als een gevolg van storm in de zin van de polis.
(r.o. 3.3)Deze overwegingen zijn cruciaal. R.o. 3.1.2 bevestigt de rechtsregel dat een rechter niet automatisch de 'dominant cause'-leer hoeft toe te passen als een polis zwijgt over causaliteit. Dit is een belangrijk uitgangspunt in het verzekeringsrecht.
R.o. 3.3 is de kern van het arrest. Hier laat de Hoge Raad zien dat de aard van de verzekering (named perils-polis) en de systematiek van de polisvoorwaarden leidend zijn voor de uitleg. Omdat de verzekerden expliciet konden kiezen voor een hageldekking (clausule 593) maar dit niet hebben gedaan, moet de stormdekking (clausule 592) beperkt worden uitgelegd. Dit betekent dat schade door hagel, ook al is die door storm verergerd, niet onder de stormdekking valt. Voor studenten is dit een essentieel voorbeeld van hoe polis-uitleg een abstracte causaliteitsdiscussie kan overstijgen.
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/01511
Datum 15 oktober 2021
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1],gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiser 2],wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: [eisers],
advocaat: J.W. de Jong,
tegen
ALLIANZ BENELUX N.V.,gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Allianz,
advocaat: D.A. van der Kooij.
het vonnis in de zaak C/10/525970 / HA ZA 17-421 van de rechtbank Rotterdam van 14 maart 2018;
het arrest in de zaak 200.239.588/01 van het gerechtshof Den Haag van 4 februari 2020.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Allianz heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor Allianz toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot vernietiging en verwijzing.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) [eisers] exploiteren een agrarische onderneming in Sterksel. Zij hebben bij Allianz een verzekering onder de naam brandverzekering. (ii) De polis luidt onder meer als volgt:
“Clausule(s) (...) 592 (...) Dekking brand- en stormschade conform voorwaarden en clausule(s)
(...)
CLAUSULE 592
BIJZONDERE VOORWAARDEN STORMVERZEKERING VOOR AGRARISCHE BEDRIJVEN Voor zover uit vermelding op het polisblad blijkt dat verzekerde objecten tegen het risico van stormschade zijn verzekerd, gelden de navolgende bepalingen naast de bij deze verzekering behorende voorwaarden brandverzekering voor agrarische bedrijven.
1 Storm Onder storm wordt verstaan wind met een snelheid van ten minste 14 m/sec. Met schade door storm wordt gelijkgesteld schade door neerslag, voor zover deze schade het gevolg is van stormschade aan het (de) verzekerde gebouw(en) of aan het (de) gebouw(en) waarin de verzekerde objecten zich bevinden.”
(iii) Op 23 juni 2016 vond in Sterksel en omgeving een hevige storm plaats die in de weerkunde wordt gekwalificeerd als ‘supercell’. Deze storm ging gepaard met windstoten en hagel. Er is schade ontstaan aan (onder meer) de daken van de gebouwen van [eisers] (iv) [eisers] hebben de schade gemeld bij Allianz. Allianz heeft een expertisebureau ingeschakeld om de schade vast te stellen. Het eerste rapport van dat bureau bevat onder meer de volgende passages:
“Evenement/oorzaak Op 23 juni 2016 werd Sterksel en omgeving getroffen door hevig noodweer, gepaard gaande met extreme hagel, regen en bliksemontladingen. In de avond passeerde er een zogenaamde ‘supercell’ waarbij ondermeer hagelstenen met extreme afmetingen zijn gevallen. Ook was er sprake van windstoten, hevige neerslag en vele bliksemontladingen. (...) In de gehele omgeving ontstond ernstige schade aan auto’s, gewassen, daken, beglazing, rolluiken, et cetera.
Hoewel het, tijdens het passeren van de ‘supercell’, meest waarschijnlijk ook gestormd heeft, kan gesteld worden dat de storm niet heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade aan de (grotendeels asbesthoudende) daken. Uit eerdere onderzoeken van het KNMI is gebleken dat storm geen invloed heeft op de valsnelheid van de hagelstenen. Ons bureau heeft in de directe omgeving van het schadeadres tal van schaden in behandeling, die zijn ontstaan door het noodweer. Telkenmale is er sprake van schade door hagel en niet van directe schade door storm.
In enkele gevallen hebben wij uit het schadebeeld kunnen opmaken dat (storm)wind van invloed is geweest op het ontstaan van de schade, doordat verticale oppervlakten (zoals bijvoorbeeld beglazing en rolluiken) beschadigd raakten. Dit kan worden verklaard doordat de hagelstenen wel door de windvlagen onder een behoorlijke hoek het aardoppervlak hebben bereikt. Bij dergelijke schaden zijn wij van mening dat windstoten hebben bijgedragen aan de oorzaak van de schade, al is de exacte kracht van de maximale windstoot ons nog niet bekend. Als er geen sprake zou zijn geweest van wind(stoten) dan waren de hagelstenen loodrecht naar beneden gevallen en was schade aan verticale oppervlakten niet ontstaan.
Bij schade aan daken is dat anders. Hieraan zou ook schade zijn ontstaan als er geen sprake zou zijn geweest van storm. Zoals gememoreerd hebben de windstoten immers geen invloed op de valsnelheid van hagelstenen. (...)
Schadeomvang Tijdens onze uitvoerige inspectie ter plaatse stelden wij vast, dat van de asbesthoudende golfplaten op twee stallen aan de lijzijde circa 20% en aan de windzijde circa 40% van de golfplaten door hagelinslag geperforeerd waren. Dat gold ook voor een aantal goten. (...) Van de asbestvrije golfplaten op de vleesvarkensstal raakten vele honderden platen geperforeerd. De stalen dakplaten van de opslagloods vertoonden vele duizenden deuken. (...).”
(v) In het eindrapport van het expertisebureau is grotendeels hetzelfde opgenomen als in het eerste rapport. Voorts is vermeld dat uit registraties van lokale weerstations blijkt dat er in Sterksel en omgeving windsnelheden zijn geregistreerd van 24 m/s. (vi) Allianz heeft [eisers] laten weten dat de opstalschade niet voor vergoeding in aanmerking komt omdat de expert heeft vastgesteld dat de schade is ontstaan door hagel, wat een niet verzekerde gebeurtenis is.
2.2 [eisers] vorderen in dit geding, voor zover in cassatie van belang, veroordeling van Allianz tot betaling van € 221.921,--. Zij voeren daartoe aan dat de door hen geleden schade onder de dekking van de verzekering valt. Volgens Allianz biedt de verzekering echter geen dekking voor hagelschade.
De rechtbank heeft de vordering van [eisers] toegewezen tot een bedrag van € 75.171,--.
2.3 Het hof heeft de vordering van [eisers] alsnog afgewezen. Daartoe heeft het, samengevat, als volgt overwogen.
3 Beoordeling van het middel
3.1.1 Onderdeel 2.1 van het middel komt op tegen het oordeel van het hof in rov. 4.4 dat, aangezien de polisvoorwaarden geen causaliteitsmaatstaf bevatten, de dominant cause-leer bepalend is voor het antwoord op de vraag of de schade van [eisers] gedekt is onder de verzekering. Volgens het onderdeel brengt de omstandigheid dat de polisvoorwaarden geen causaliteitsmaatstaf bevatten, niet zonder meer mee dat de dominant cause-leer moet worden toegepast. Onderdeel 2.3 klaagt (onder B) dat het hof zijn oordeel in ieder geval onvoldoende heeft gemotiveerd, nu [eisers] hebben aangevoerd dat een van de door hen genoemde andere causaliteitsmaatstaven (de condicio sine qua non-leer, dan wel de leer van de adequate veroorzaking) beter past bij de bepalingen in de polis en de omstandigheden van het geval.
3.1.2 Bij beantwoording van de vraag van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, komt het in de eerste plaats aan op wat partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Indien de overeenkomst niet inhoudt van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan, is de rechter niet gehouden de aanwezigheid van dat causale verband in beginsel aan de hand van de zogenoemde leer van de dominant cause te onderzoeken.
3.1.3 Indien het oordeel van het hof aldus gelezen moet worden dat, omdat de polisvoorwaarden geen causaliteitsmaatstaf bevatten, de dominant cause-leer bepalend is voor het antwoord op de vraag of de schade van [eisers] onder de verzekering is gedekt, geeft dat oordeel – gelet op hetgeen hiervoor in 3.1.2 is overwogen – blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Indien het hof niet van die onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan, is zijn oordeel dat de dominant cause-leer moet worden toegepast, onvoldoende gemotiveerd in het licht van de stellingen van [eisers] dat een andere causaliteitsmaatstaf beter past bij de bepalingen van de polis en de omstandigheden van het geval.
3.1.4 Gelet op het voorgaande treffen de hiervoor in 3.1.1 weergegeven klachten doel.
3.2 Het hof heeft in rov. 4.6 geoordeeld dat de onderhavige verzekeringspolis een zogenoemde named perils-polis betreft, waarbij de verzekerde de mogelijkheid heeft per object en per evenement voor een bepaalde dekking te kiezen. Dat oordeel is in cassatie niet bestreden. Ook is niet bestreden de vaststelling van het hof dat clausule 593 (“Bijzondere voorwaarden uitgebreide verzekering voor agrarische bedrijven”) de mogelijkheid bood om naast stormschade ook hagelschade te verzekeren. Wel klaagt onderdeel 3.2 over het oordeel van het hof, dat [eisers] onvoldoende gemotiveerd de stelling van Allianz hebben weersproken dat zij niet voor die mogelijkheid hebben gekozen. Volgens [eisers] is dat oordeel onvoldoende gemotiveerd in het licht van hun betoog dat zij clausule 593 niet kenden en niet op de hoogte waren van de mogelijkheid om hagelschade apart te verzekeren. Deze klacht faalt. Het hof heeft het betoog van [eisers] kennelijk als een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de stelling van Allianz aangemerkt. Dat is gelet op de stukken van het geding niet onbegrijpelijk. Uit de gedingstukken volgt namelijk dat [eisers] werden bijgestaan door een assurantietussenpersoon en, blijkens het polisblad, met betrekking tot de dekking van opstalschade – naast de toepasselijkheid van clausule 592 – hebben gekozen voor toepasselijkheid van nog vier andere clausules (de clausules 91, 186, 773 en 1933). In het licht van het voorgaande konden [eisers] niet volstaan met de blote bewering dat zij clausule 593 niet kenden.
3.3 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op hetgeen tussen partijen vaststaat, ziet de Hoge Raad aanleiding het geschilpunt zelf te beslissen. Daartoe wordt als volgt overwogen. De aard van de onderhavige verzekering (named perils-polis) brengt mee dat de verzekerde de mogelijkheid heeft per object en per evenement voor een bepaalde dekking te kiezen. [eisers] hebben met betrekking tot hun opstallen gekozen voor toepasselijkheid van (onder meer) clausule 592 met dekking voor stormschade. Partijen zijn het (gelet op de erkenning van [eisers] in hun pleitnota in hoger beroep, punt 13) erover eens dat de in clausule 592 opgenomen uitbreiding voor neerslagschade (in de tweede zin onder 1 van die clausule; zie hiervoor in 2.1 onder (ii)) wel schade door neerslag dekt voor zover deze neerslagschade het gevolg is van stormschade aan de verzekerde gebouwen, maar dat die uitbreiding voor neerslagschade op zichzelf niet de thans aan de orde zijnde schade aan de gebouwen van [eisers] dekt. Daarnaast staat vast dat voor [eisers] de mogelijkheid bestond om door middel van clausule 593 (“Bijzondere voorwaarden uitgebreide verzekering voor agrarische bedrijven”) naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, maar dat [eisers] daarvoor niet hebben gekozen. In het licht van de aard van de onderhavige verzekering als named perils-polis, de bewoordingen en inhoud van clausule 592, en de omstandigheid dat clausule 593 de mogelijkheid bood om naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, moet – bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel – clausule 592 beperkt worden uitgelegd in die zin dat schade die door storm wordt toegebracht wel gedekt is, maar schade die ontstaat door neerslag van hagel niet. Bij die uitleg past het niet om schade die ontstaat door neerslag van hagel, ook indien hevige storm van invloed is geweest op de grootte en zwaarte van de hagelstenen, door toepassing van een ruime causaliteitsmaatstaf (alsnog) onder de dekking van clausule 592 te brengen door de hagelschade aan te merken als een gevolg van storm in de zin van de polis. In cassatie is niet bestreden de vaststelling van het hof in rov. 4.5, die strookt met de hiervoor in 2.1 onder (ii) geciteerde rapportage van het expertisebureau, dat op 23 juni 2016 hagelstenen met extreme afmetingen zijn gevallen, die onder meer de golfplaten op de varkensstallen van [eisers] hebben geperforeerd. De conclusie van het voorgaande moet dan ook zijn dat in dit geval de op 23 juni 2016 ontstane schade aan de gebouwen van [eisers] naar redelijkheid niet kan worden beschouwd als een gevolg van storm in de zin van de polis.
3.4 Gelet op hetgeen hiervoor in 3.3 is overwogen, hebben [eisers] geen belang bij vernietiging van het bestreden arrest ingevolge gegrondbevinding van de onderdelen 2.1 en 2.3. Daarom kunnen die onderdelen, hoewel gegrond, niet tot cassatie leiden.
3.5 Ook de hiervoor nog niet behandelde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beslissing
De Hoge Raad:
-
verwerpt het beroep;
-
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Allianz begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Allianz deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 15 oktober 2021.
Rechtbank Rotterdam 14 maart 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:2233.
Gerechtshof Den Haag 4 februari 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:158.
HR 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:815, rov. 3.1.2.