Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2019:1922 - Hoge Raad - 16 december 2019

Arrest

ECLI:NL:HR:2019:192216 december 2019Deze uitspraak is in 2 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 18/04012 Datum 17 december 2019

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 16 januari 2018, nummer 22/005675-11, in de strafzaak

tegen

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, hierna: de verdachte.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.S. Nan, advocaat te 's‑Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en tot verwerping van het beroep voor het overige. De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het derde middel

2.1 Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

2.2 Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

3 Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Beslissing

De Hoge Raad:

  • vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
  • vermindert deze in die zin dat deze elf maanden en drie weken, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, beloopt;
  • verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2019.