Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2015:1341

Arrest

ECLI:NL:HR:2015:134126 mei 2015Deze uitspraak is in 6 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

26 mei 2015

Strafkamer

nr. S 14/04785 U

CeH/AGE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 23 september 2014, nummer 13/737898-13, op een verzoek van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering van:

[opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. T.M.D. Buruma, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad zal doen wat de Rechtbank had behoren te doen en zelf de uitspraak ter openbare zitting zal uitspreken en tot verwerping van het beroep voor het overige. De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel behelst de klacht dat de bestreden beslissing niet in het openbaar is uitgesproken.

2.2. Uit de aan de Hoge Raad gezonden stukken blijkt niet dat de bestreden beslissing overeenkomstig art. 29, eerste lid, Uitleveringswet in verbinding met art. 362, eerste lid, Sv in het openbaar is uitgesproken, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is geschied. Het middel klaagt daarover terecht.

2.3. De Hoge Raad zal doen wat de Rechtbank had behoren te doen en zelf de bestreden beslissing ter openbare terechtzitting uitspreken (vgl. HR 15 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7799, NJ 2010/610).

3 Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2015.