Artikel 29
1. De artikelen 50, eerste lid, 260, eerste lid, 268, 269, vijfde lid, 271, 272, 273, derde lid, 274 tot en met 277, 279, 281, 286, 288, vierde lid, 289, eerste en derde lid, 290 tot en met 301, 318 tot en met 322, 324 tot en met 331, 345, eerste en derde lid, 346, 357 en 362 tot en met 365, eerste tot en met vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering vinden overeenkomstige toepassing. Voor zover die bepalingen betrekking hebben op de verdachte, zijn zij van overeenkomstige toepassing op de opgeëiste persoon.
2. De in het eerste lid genoemde artikelen vinden geen toepassing voor zover deze betrekking hebben op een getuige wiens identiteit niet of slechts ten dele blijkt.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2005:AU2698
ECLI:NL:HR:2003:AF6597
ECLI:NL:HR:2012:BW2489
ECLI:NL:HR:2020:2008 - Coronamaatregelen en de openbaarheid van de rechtspraak: een nadere duiding
Een zitting is ook 'in het openbaar' als het publiek wegens coronamaatregelen niet wordt toegelaten, mits de pers wel toegang heeft. De controleerbaarheid van de rechtspraak, het doel van openbaarheid, is hiermee voldoende gewaarborgd en dit vormt geen schending van het openbaarheidsbeginsel.