Arrest inhoud

14 juni 2013

Eerste Kamer

13/00728

EE/TT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Verzoeker],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek.

Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1. Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer R 09/262 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 oktober 2012;

b. het arrest in de zaak 200.116.075/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 februari 2013.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot vernietiging van het bestreden arrest.

3. Beoordeling van het middel

3.1 Het gaat in deze zaak om het volgende.

(i) Bij vonnis van 11 augustus 2009 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch de schuldsaneringsregeling op [verzoeker] van toepassing verklaard onder gelijktijdige opheffing van het tegen hem uitgesproken faillissement.

(ii) Aan het einde van de termijn van de schuldsaneringsregeling heeft de rechtbank overeenkomstig het advies van de bewindvoerder geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling dient te worden beëindigd zonder verlening van de "schone lei". De reden hiervoor was dat tijdens de schuldsaneringsregeling een nieuwe schuld van € 5.443,-- is ontstaan doordat [verzoeker] niet tijdig heeft verzocht om nihilstelling van een kinderalimentatieverplichting en dat [verzoeker] de bewindvoerder niet heeft geïnformeerd over het verloop van de aanvraag tot nihilstelling.

3.2 Het hof heeft geoordeeld dat [verzoeker] in mindere mate een verwijt kan worden gemaakt van de hiervoor in 3.1 onder (ii) genoemde tekortkomingen dan wel dat de tekortkomingen niet aan [verzoeker] kunnen worden toegerekend (rov. 3.7.2). Volgens het hof neemt een en ander echter niet weg dat er tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling een nieuwe, bovenmatige schuld van € 5443 is ontstaan. Het systeem en de ratio van de wet staan eraan in de weg dat na afloop van de in art. 349a Fw bedoelde termijn met een dusdanige schuld een schone lei wordt verleend. Ook verlenging van de termijn biedt gezien de afwezigheid van financiële armslag bij [verzoeker] geen uitkomst. (rov. 3.7.3) Reeds op grond hiervan is het hof van oordeel dat de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling terecht heeft beëindigd zonder toekenning van de "schone lei" (rov. 3.7.4).

3.3 Uit het wettelijk stelsel van de schuldsanering, meer in het bijzonder art. 354, 356 lid 2 en 358 lid 1 en 2 Fw, volgt dat de omstandigheid dat de schuldenaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten, alleen dan reden mag zijn om hem de "schone lei" te onthouden indien de tekortkoming hem kan worden toegerekend. Het hof heeft derhalve ten onrechte geoordeeld dat het doen ontstaan van de schuld van € 5.443,--, welke tekortkoming volgens het hof niet aan [verzoeker] kon worden toegerekend, aan verlening van de "schone lei" in de weg stond. De daarop gerichte klacht van onderdeel 1 slaagt. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 februari 2012;

verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 14 juni 2013.