Arrest inhoud

27 augustus 2013

Strafkamer

nr. 11/03033

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 juni 2011, nummer 23/003065-10, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Haarlem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen. 2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 590, derde lid, Sv het onderzoek ter terechtzitting niet heeft geschorst, maar het onderzoek heeft voortgezet nadat verstek tegen de verdachte was verleend.

2.2. Voor de inhoud van de stukken van het geding wordt verwezen naar hetgeen is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal in 4.2.

2.3. Ingevolge art. 588a, eerste lid, Sv wordt een afschrift van de dagvaarding of oproeping van de verdachte om op de terechtzitting te verschijnen toegezonden aan een in die bepaling genoemd adres waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. Daarbij dient, zoals in art. 588a, vierde lid, Sv is bepaald, de voor de dagvaarding of oproeping geldende termijn in acht te worden genomen. Indien aan deze verzendplicht niet of niet tijdig is voldaan, beveelt de rechter op de voet van art. 590, derde lid, Sv de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting tenzij zich een van de in dat artikellid genoemde omstandigheden voordoet.

2.4. Uit de stukken van het geding blijkt dat op 15 juni 2011 een afschrift van de oproeping om te verschijnen op de terechtzitting van het Hof van 20 juni 2011 is toegezonden aan het door de verdachte bij zijn eerste verhoor op 11 augustus 2009 opgegeven postadres, dat moet worden aangemerkt als een adres als bedoeld in art. 588a, eerste lid aanhef onder a, Sv. De in art. 413, eerste lid eerste volzin, Sv - ook voor behandeling in hoger beroep door een enkelvoudige kamer van het Hof als bedoeld in art. 411, tweede lid, Sv - voorgeschreven termijn van tien dagen is daarbij evenwel niet in acht genomen.

2.5. Nu de stukken van het geding niets inhouden waaruit zou kunnen volgen dat de verkorting van de termijn heeft plaatsgevonden met toestemming van de verdachte of dat zich een van de in art. 590, derde lid, Sv genoemde omstandigheden heeft voorgedaan, en blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting de verdachte daar niet is verschenen, had het Hof het onderzoek ter terechtzitting op grond van art. 590, derde lid, Sv dienen te schorsen. Het Hof heeft het onderzoek ter terechtzitting echter voortgezet nadat verstek tegen de niet verschenen verdachte was verleend. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak oplevert.

2.6. Het middel is terecht voorgesteld.

3 Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4 Beslissing

De Hoge Raad: vernietigt de bestreden uitspraak; wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 27 augustus 2013.