Artikel 411 (Kamerbehandeling strafzaken gerechtshof hoger beroep)
1. Bij het gerechtshof worden strafzaken, behoudens in de wet genoemde uitzonderingen, behandeld en beslist door een meervoudige kamer.
2. Een zaak kan in hoger beroep door een enkelvoudige kamer worden behandeld, indien:
a. de zaak naar het aanvankelijk oordeel van het openbaar ministerie van eenvoudige aard is en de verdachte ter zake van hetgeen in eerste aanleg te zijnen laste is bewezen verklaard, een straf of maatregel is opgelegd, en tevens b. de zaak in eerste aanleg door de kantonrechter of de politierechter is behandeld, en daarbij niet een gevangenisstraf van meer dan zes maanden is opgelegd.
3. Indien de zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling en beslissing door de enkelvoudige kamer, verwijst zij deze naar de meervoudige kamer.
4. De zaak wordt bij verwijzing op de bestaande telastlegging aanhangig gemaakt door aanzegging aan de verdachte, vanwege het openbaar ministerie, van de dag van de nadere terechtzitting. Op deze aanzegging zijn de artikelen 412, derde lid, en 413 van overeenkomstige toepassing. Op de behandeling voor de meervoudige kamer is artikel 377, tweede, derde en vierde lid, mede van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Bij het gerechtshof worden strafzaken, behoudens in de wet genoemde uitzonderingen, behandeld en beslist door een meervoudige kamer.
Dit lid stelt als hoofdregel dat strafzaken in hoger beroep bij het gerechtshof door een meervoudige kamer worden behandeld en beslist, tenzij de wet hierop uitzonderingen formuleert (behoudens in de wet genoemde uitzonderingen).
2. Een zaak kan in hoger beroep door een enkelvoudige kamer worden behandeld, indien:
Dit lid geeft aan dat een zaak in hoger beroep door een enkelvoudige kamer kan worden behandeld, mits aan de hierna volgende voorwaarden wordt voldaan.
a. de zaak naar het aanvankelijk oordeel van het openbaar ministerie van eenvoudige aard is en de verdachte ter zake van hetgeen in eerste aanleg te zijnen laste is bewezen verklaard, een straf of maatregel is opgelegd, en tevens
Dit sublid preciseert een voorwaarde: de zaak moet volgens het eerste oordeel (aanvankelijk oordeel) van het openbaar ministerie eenvoudig van aard zijn. Daarnaast moet de verdachte voor datgene wat in de eerste gerechtelijke behandeling (eerste aanleg) tegen hem (te zijnen laste) bewezen is verklaard, een straf of maatregel opgelegd hebben gekregen. Deze voorwaarde geldt 'tevens', wat betekent dat ook aan de volgende voorwaarde (sub b) moet zijn voldaan.
b. de zaak in eerste aanleg door de kantonrechter of de politierechter is behandeld, en daarbij niet een gevangenisstraf van meer dan zes maanden is opgelegd.
Dit sublid stelt als verdere voorwaarde dat de zaak in de eerste gerechtelijke behandeling (eerste aanleg) door de kantonrechter of de politierechter moet zijn behandeld. Bovendien mag er tijdens die behandeling geen gevangenisstraf van meer dan zes maanden zijn opgelegd.
3. Indien de zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling en beslissing door de enkelvoudige kamer, verwijst zij deze naar de meervoudige kamer.
Dit lid bepaalt dat als de enkelvoudige kamer zelf oordeelt dat de zaak niet geschikt is om door haar behandeld en beslist te worden, de enkelvoudige kamer de zaak moet doorverwijzen (verwijst zij deze) naar de meervoudige kamer.
4. De zaak wordt bij verwijzing op de bestaande telastlegging aanhangig gemaakt door aanzegging aan de verdachte, vanwege het openbaar ministerie, van de dag van de nadere terechtzitting. Op deze aanzegging zijn de artikelen 412, derde lid, en 413 van overeenkomstige toepassing. Op de behandeling voor de meervoudige kamer is artikel 377, tweede, derde en vierde lid, mede van overeenkomstige toepassing.
Dit lid beschrijft de procedure na een verwijzing. De zaak wordt dan op basis van de huidige (bestaande) tenlastelegging opnieuw voor de rechter gebracht (aanhangig gemaakt). Dit gebeurt doordat het openbaar ministerie de verdachte informeert (aanzegging) over de datum van de nieuwe rechtszitting (nadere terechtzitting). De bepalingen van artikel 412, derde lid, en artikel 413 gelden hier op een vergelijkbare manier (zijn van overeenkomstige toepassing). Ook de regels voor de behandeling door de meervoudige kamer, zoals vastgelegd in artikel 377, tweede, derde en vierde lid, zijn hier mede van toepassing.