Arrest inhoud

12 oktober 2010

Strafkamer

nr. 08/04960 B

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 21 augustus 2008, nummer RK 08/1741, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op 31 maart 1943, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Knigge heeft bij conclusie en aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw kan worden behandeld en afgedaan.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel behelst de klacht dat de behandeling in raadkamer en de uitspraak niet in het openbaar hebben plaatsgevonden.

2.2. Art. 552a, zesde lid, Sv bepaalt dat de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer plaatsvindt in het openbaar. Ingevolge art. 24, eerste lid, Sv moet dan de beschikking in het openbaar worden uitgesproken.

2.3. Deze voorschriften zijn van zodanig wezenlijke betekenis dat - wat betreft de behandeling behoudens toepassing van art. 22, tweede en derde lid, Sv - de niet-naleving daarvan tot nietigheid van de behandeling en de beschikking leidt.

2.4. Het proces-verbaal van de behandeling van de raadkamer van 21 augustus 2008 houdt niet in dat de behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden, terwijl niet blijkt dat toepassing is gegeven aan het bepaalde in art. 22, tweede en derde lid, Sv. De bestreden beschikking houdt niet in dat deze in het openbaar is uitgesproken.

2.5. De Hoge Raad heeft op de voet van art. 83 RO inlichtingen ingewonnen bij de Rechtbank. De rechter die de zaak in raadkamer heeft behandeld, heeft bij brief van 28 juni 2010 aan de Hoge Raad het volgende medegedeeld:

"De behandeling van het klaagschrift van [klaagster] heeft op 21 augustus 2008 plaatsgevonden. De behandeling van klaagschriften ex art. 552a Sv vindt bij de rechtbank Amsterdam altijd in het openbaar plaats (tenzij uitzonderlijke omstandigheden tot een andere beslissing nopen). Nu daarvan op geen enkele wijze blijkt ga ik er dan ook van uit dat de behandeling destijds in het openbaar heeft plaatsgevonden.

Omdat onmiddellijk uitspraak is gedaan, ga ik er eveneens van uit dat de uitspraak in het openbaar heeft plaatsgevonden. Er heeft geen tussentijdse sluiting van de deuren plaatsgevonden.

De schriftelijke beslissing die nadien is opgesteld is slechts de schriftelijke vastlegging van de reeds op 21 augustus 2008 gedane uitspraak."

2.6. Aan de inhoud van deze brief kan niet zonder meer worden ontleend dat in het onderhavige geval de behandeling van het klaagschrift in het openbaar heeft plaatsgevonden en dat de bestreden beschikking in het openbaar is uitgesproken. Het moet er daarom voor worden gehouden dat het één, noch het ander is geschied.

2.7. Het middel is terecht voorgesteld.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden beschikking;

verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2010.