Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2005:AT3192

Arrest

ECLI:NL:HR:2005:AT31928 juli 2005Deze uitspraak is in 6 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

8 juli 2005

Eerste Kamer

Nr. C02/164HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser],

EISER tot cassatie,

advocaat: aanvankelijk mr. R.G.E. de Vries,

thans mr. J.G. Pherai,

t e g e n

[Verweerder],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. U.W.G. Thöle.

1. Het verloop van het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver tussen eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - en verweerder verder te noemen: [verweerder] - verwijst de Hoge Raad naar zijn tussenarrest van 2 april 2004, LJN AO1936. Bij dat tussenarrest heeft de Hoge Raad [betrokkene 1] - in dat arrest ten onrechte aangeduid als "[betrokkene 1]" en hierna verder te noemen: [betrokkene 1] -, die bij exploot van 17 april 2003 op de voet van art. 225 en 227 in verbinding met art. 418a Rv. aan [verweerder] had aangezegd dat [eiser] op 16 januari 2003 was overleden en dat zij "als weduwe en erfgenaam" van [eiser] de procedure in cassatie wenste te hervatten, in de gelegenheid gesteld door middel van (gelegaliseerde) bescheiden, zoals een verklaring van erfrecht, aan te tonen dat zij naar Egyptisch recht kan worden aangemerkt als de enig erfgenaam van [eiser], en de zaak daartoe verwezen naar de rol van 25 juni 2004.

[Betrokkene 1] heeft ter rolle van 25 juni 2004 een akte overlegging bescheiden doen nemen. [Verweerder] heeft afgezien van een reactie op deze akte.

De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [betrokkene 1] in haar cassatieberoep.

2. Beoordeling van de geldigheid van het exploot tot schorsing en hervatting van het geding

2.1 [Betrokkene 1] heeft een door notaris mr. Barbara Sanders opgestelde akte van erfrecht, gedateerd 30 oktober 2003, overgelegd.

In deze akte van erfrecht wordt (onder meer) gesteld dat [eiser] ten tijde van zijn overlijden in derde echt gehuwd was met [betrokkene 1], dat uit dit huwelijk twee, thans nog minderjarige kinderen zijn geboren, en dat geen kinderen van [eiser] vóóroverleden zijn noch andere dan genoemde legitimarissen bekend zijn. De notaris stelt verder dat volgens de Nederlandse wet [eiser] als erfgenamen heeft achtergelaten [betrokkene 1] en de genoemde kinderen.

2.2 In het arrest van 2 april 2004 is de Hoge Raad op grond van de uit het door [betrokkene 1] overgelegde uittreksel uit het overlijdensregister blijkende gegevens dat [eiser] ten tijde van zijn overlijden de Egyptische nationaliteit had en zijn gewone verblijfplaats had in Egypte, tot het oordeel gekomen dat de erfopvolging van [eiser] beheerst wordt door Egyptisch recht. [Betrokkene 1] heeft geen gegevens aangevoerd die grond kunnen opleveren om tot een ander oordeel te komen. Met de overlegging van de van toepasselijkheid van Nederlands recht uitgaande akte van erfrecht heeft [betrokkene 1] niet aangetoond dat zij naar Egyptisch recht kan worden aangemerkt als (de enige) erfgenaam van [eiser]. Aangezien [betrokkene 1] geen ander belang heeft aangevoerd dan haar hoedanigheid van "weduwe en erfgenaam" staat dit niet slechts aan de hervatting van de procedure door haar in de weg, maar brengt het tevens mee dat [betrokkene 1] niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij schorsing van het geding. Anders dan waarvan in het arrest van 2 april 2004 is uitgegaan, leidt dit niet tot niet-ontvankelijkheid van [betrokkene 1] maar tot ongeldigheid van de aanzegging van de schorsing en van de hervatting.

2.3 Ter rolle van 19 september 2003 heeft mr. Thöle reeds een schriftelijke toelichting gegeven en heeft mr. Pherai, die zich in de plaats van mr. De Vries heeft gesteld als advocaat van [eiser], afgezien van schriftelijke toelichting. De Hoge Raad zal de stukken opnieuw in handen van de Procureur-Generaal stellen, thans voor conclusie in de hoofdzaak.

3. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart de in het in dit arrest onder 1 genoemde exploot van 17 april 2003 gedane aanzegging van schorsing en hervatting van de onderhavige procedure ongeldig en zonder gevolg;

verwijst de zaak naar de rol van 2 september 2005 voor dagbepaling conclusie.

Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 8 juli 2005.