Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2003:AL3327

Arrest

ECLI:NL:HR:2003:AL332714 oktober 2003Deze uitspraak is in 4 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

14 oktober 2003

Strafkamer

nr. 01697/03 U

SCR/ABG

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 10 juni 2003, nummer RK 03/764, op een verzoek van de Republiek Frankrijk tot uitlevering van:

[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats], ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Schie" te Rotterdam.

1. De bestreden uitspraak

De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Republiek Frankrijk toelaatbaar verklaard ter strafvervolging ter zake van de in de bestreden uitspraak omschreven feiten.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan, onjuist heeft gekwalificeerd.

3.2. Art. 28, derde lid, UW schrijft niet voor dat ingeval van toelaatbaarverklaring van de verzochte uitlevering in de bestreden uitspraak de kwalificaties van de feiten naar Nederlands recht worden opgenomen, maar slechts dat de toepasselijke wetbepalingen dienen te worden vermeld. Dat zijn de bepalingen die toepasselijk zijn naar de stand van het recht ten tijde van de beslissing op het uitleveringsverzoek.

3.3. Uit het in de toelichting op het middel weergegeven gedeelte van de bestreden uitspraak volgt dat de Rechtbank te dezen met juistheid art. 2, onder A, Opiumwet - zoals deze bepaling luidt na de inwerkingtreding van de Wet van 13 juli 2002, Stb. 2002, 520 op 17 maart 2003 - in verbinding met art. 10 van die wet en art. 47 Sr, heeft vermeld als hier toepasselijke wetsbepalingen.

Het middel, waarin aan die wetswijziging wordt voorbijgezien, is dus ondeugdelijk.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 14 oktober 2003.