ECLI:NL:HR:1984:AG4887
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,EISER tot cassatie,advocaat: Mr. A.L.C.M. Oomen,
t e g e n
[verweerster] B.V. ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,VERWEERSTER in cassatie,advocaat: Mr. R.A.A. Duk.
primair: het besluit van de algemene aandeelhoudersvergadering van de B.V. van 4 september 1978 waarbij [eiser] werd ontslagen als gegeven in strijd met de goede trouw nietig te verklaren althans te vernietigen;
secundair: de B.V. te veroordelen om aan [eiser] te betalen zijn salaris van ƒ 3.569,02 per maand, met ingang van 1 november 1978, te vermeerderen met rente;
subsidiair: de B.V. te veroordelen om aan [eiser] te vergoeden de door hem geleden schade gelijk aan gederfd inkomen dan wel een in goede justitie door de rechter te bepalen bedrag.
Nadat de B.V. tegen die vordering verweer had gevoerd, heeft de Rechtbank bij vonnis van 10 april 1981 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage daarbij de eis in dier voege wijzigend dat toen werd gevorderd om voormeld ontslagbesluit "teniet te doen" en de B.V. te veroordelen om aan [eiser] salaris door de betalen vanaf 1 november 1978.
Bij arrest van 28 juli 1983 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3.2 Voorop moet worden gesteld dat, naar het middel terecht aanvoert, de opvatting dat een ontslagen bestuurder van een BV, met wie een arbeidsovereenkomst bestaat, nimmer vernietiging van het ontslagbesluit op grond van strijd met de goede trouw, bedoeld in art. 2:11 lid 1, aanhef en onder c, BW zou kunnen vorderen, onjuist is. Naast de toetsing van het ontslag zelf aan de regels betreffende de arbeidsovereenkomst, dient immers getoetst te kunnen worden of de op het ontslag gerichte wil van de BV, zoals deze in haar tot het ontslag strekkende wilsverklaring jegens de bestuurder tot uiting is gebracht, zich heeft gevormd overeenkomstig de daarvoor geldende regels van de wet en de statuten en de in dit verband tevens in acht te nemen eisen van de goede trouw. Een zodanige toetsing dient te geschieden door toetsing van het besluit waarbij tot het ontslag werd besloten, aan de vernietigingsgronden van art. 2:11 BW. Eerst indien het ontslagbesluit waarvan vernietiging is gevraagd, onaantastbaar is geoordeeld, komt de vraag aan de orde welke gevolgen het arbeidsrecht aan het ontslag verbindt, waarbij art. 2:244 lid 3 BW dat bij vernietiging van het ontslagbesluit geen rol speelt een beletsel vormt om herstel van de dienstbetrekking uit te spreken.
3.3 Niettemin kan het middel niet tot cassatie leiden. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat in het onderhavige geval de vordering tot vernietiging van het ontslagbesluit wegens strijd met de goede trouw haar grondslag niet vindt in enige strijdigheid met de eisen van de goede trouw die bij het tot stand komen van het besluit in acht dienden te worden genomen, doch uitsluitend in de gronden waarop het ontslag aan [eiser] gegeven werd. In een zodanig geval brengt de strekking van de artt. 1639__e__ e.v., met inachtneming van het bepaalde in art. 2:244 lid 3 BW, mee dat alleen toetsing mogelijk is van het ontslag zelf aan de toepasselijke regels betreffende de arbeidsovereenkomst, waarbij de bij de uitvoering van die overeenkomst in acht te nemen eisen van de goede trouw mede van belang kunnen zijn. Daarop is de onderhavige vordering evenwel niet gegrond, terwijl zij, naar het Hof terecht heeft geoordeeld, wegens het verstrijken van de termijn van art. 1639__u__ daarop ook niet meer gegrond zou kunnen worden.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de B.V. begroot op ƒ 306,30 aan verschotten en ƒ 1.700,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident Ras als voorzitter en de raadsheren Snijders, Martens, Bloembergen en Boekman, en in het openbaar uitgesproken door de vicepresident Ras op 26 oktober 1984.