Artikel 11 (Hoofdelijke aansprakelijkheid bestuurders rechtspersoon-bestuurder)
De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is.
Uitleg in duidelijke taal
De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is.
Dit betekent letterlijk: Als een rechtspersoon (rechtspersoon 1) aansprakelijk is omdat deze optreedt als bestuurder van een andere rechtspersoon (rechtspersoon 2), dan rust die aansprakelijkheid tevens hoofdelijk op ieder persoon die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van rechtspersoon 1, bestuurder was van diezelfde rechtspersoon 1.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2008:BC4959
ECLI:NL:HR:2017:275 - Aansprakelijkheid indirect bestuurder (art. 2:11 BW) ook bij onrechtmatige daad
Art. 2:11 BW is ook van toepassing op bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW). De indirect bestuurder is in beginsel hoofdelijk aansprakelijk, maar kan zich disculperen door te stellen en te bewijzen dat hem persoonlijk geen ernstig verwijt treft.
ECLI:NL:HR:2018:470 - Bestuurdersaansprakelijkheid: persoonlijk ernstig verwijt vereist, ook bij schending effectenwetgeving
De hoge drempel van een persoonlijk ernstig verwijt voor bestuurdersaansprakelijkheid jegens derden geldt onverkort, ook wanneer de vennootschap specifieke wettelijke beschermingsnormen (zoals de Wte 1995) schendt. Collegiale verantwoordelijkheid van het bestuur leidt niet automatisch tot persoonlijke aansprakelijkheid voor individuele bestuurders.
ECLI:NL:HR:2014:1204
ECLI:NL:HR:2019:1489 - Stuiting verjaring: context van eerdere correspondentie is cruciaal
De beoordeling of een schriftelijke mededeling de verjaring stuit, vereist een analyse van de gehele context, inclusief voorafgaande correspondentie. Een hof kan een eerdere expliciete vordering niet negeren bij de uitleg van een latere, meer algemene brief.