ECLI:NL:GHSHE:2025:2413 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 8 september 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
Parketnummer : 20-002220-24
Uitspraak : 8 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 augustus 2024, in de strafzaak met parketnummer 02-152974-24, tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002, wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast’ (feit 1), en ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’(feit 2), de verdachte strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. De politierechter heeft voorts een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een gebiedsverbod voor de duur van 2 jaren opgelegd. Daarbij heeft de politierechter bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Ten slotte heeft de politierechter een beslissing genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 2 is bepleit dat slechts het ‘trappen tegen de bus’ bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte van het overige onder feit 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 22 december 2023 te Breda opzettelijk niet heeft voldaan aaneen bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 2van de Politiewet, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 1] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd het terrein te verlaten, hieraan geen gevolg te geven;
2.hij op of omstreeks 22 december 2023 te Breda, althans in Nederland, openlijk, op of aan de openbare weg, de Rat Verleghstraat en/of de Stadionstraat, in elk geval op of aan de/een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, welk geweld bestond uit het een of meerdere malen tegen en/of in de richting van politieambtenaren en/of politievoertuigen- schreeuwen,- gooien met glazen flesjes, althans met voorwerpen,- gooien met zwaar vuurwerk,- maken van schoppende en/of slaande bewegingen,- met een broekriem slaan tegen een schild en/of- met kracht schoppen tegen een politievoertuig.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 1 en feit 2
Het hof stelt, aan de hand van het dossier, de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 22 december 2023 bevond de Mobiele Eenheid zich aan de achterzijde van het NAC-stadion, nabij de uitgang van vak G. Op enig moment wordt aldaar door de Mobile Eenheid middels een megafoon uit een dienstvoertuig de aanwezigen gevorderd te vertrekken. Deze vordering werd gedaan, omdat sprake was van verstoring van de openbare orde. Een grote groep mensen, voornamelijk gekleed in het zwart en voorzien van gezichtsbedekking, voldeed niet aan de vordering om te vertrekken. Er werd gegooid met flessen en (zwaar) vuurwerk en de confrontatie met de Mobiele Eenheid werd gezocht. Hierbij werden er schoppende en/of slaande bewegingen gemaakt en werd er met broekriemen geslagen. Als gevolg van de geweldshandelingen zijn agenten blijvend gewond geraakt. De Mobiele Eenheid voerde uiteindelijk charges uit.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben over de handelingen van de verdachte tijdens de ongeregeldheden verklaard dat hij aan de linkerzijde van de politieauto stond, dat hij vanaf ongeveer 5 meter naar het politieauto kwam rennen en dat zij zagen dat hij meerdere keren tegen de politieauto schopte. De politieauto ging hierdoor heen en weer.
De verdachte heeft verklaard dat hij niet aanwezig was bij de uitgang van het stadion bij vak G waar de ongeregeldheden plaatsvonden en dat hij niet aan de geweldshandelingen van die groep aldaar heeft deelgenomen. De verdachte verklaarde dat hij elders op de parkeerplaats van het stadion stond, dat hij daar eenmaal tegen een politieauto heeft geschopt en dat hij daar ook werd aangehouden. Daartoe overlegde de verdediging een filmpje van de aanhouding van een persoon op de parkeerplaats en de verdachte verklaarde dat hij de persoon betreft die op dat filmpje werd aangehouden. De verdachte verklaarde verder dat hij op weg was naar zijn huis en dat hij de vordering van de Mobiele Eenheid niet had gehoord.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of de verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld dat op 22 december 2023 te Breda heeft plaatsgevonden. Hoewel de verbalisanten en de verdachte hebben verklaard dat de verdachte tegen een politieauto heeft geschopt, is op basis van het dossier niet vast te stellen op welke locatie deze politieauto waartegen verdachte dus heeft geschopt, zich op dat moment bevond. Het is aldus niet uit te sluiten dat, zoals de verdachte heeft verklaard, de politieauto zich op de parkeerplaats bevond en niet in de nabijheid van de ongeregeldheden bij het stadion. In het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] is hieromtrent niets opgenomen, evenmin over de locatie waar de verdachte werd aangehouden. Hierdoor kan het hof niet vaststellen of het schoppen tegen de politieauto onderdeel uitmaakte van het openlijke geweld bij het stadion of dat sprake is van een individuele actie van de verdachte gericht tegen de politieauto elders op de parkeerplaats. Gelet hierop zal het hof de verdachte vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Voorgaande brengt ook met zich mee dat het hof niet heeft kunnen vaststellen waar de verdachte zich bevond op het moment dat de vordering door de Mobiele Eenheid bij het stadion werd gedaan. Het is niet onaannemelijk dat de verdachte de vordering niet heeft kunnen horen als hij zich inderdaad op de parkeerplaats van het stadion bevond en niet op de plek bij het stadion waar de vordering werd gedaan. Nu het hof niet kan vaststellen of de verdachte de vordering heeft gehoord of heeft kunnen horen, zal het hof de verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Het hof heeft aldus uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Vorderingen van de benadeelde partij [benadeelde 3] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot op € 398,00.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot op € 398,00.
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.141,45 bestaande uit een bedrag van € 141,45 aan materiële schade (gehoorbescherming) en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van benadeelde partij [benadeelde 4] hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.141,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot op € 398,00.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot op € 398,00.
De politierechter heeft met betrekking tot alle toegewezen vorderingen tot schadevergoeding de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Alle benadeelde partijen hebben te kennen gegeven hun gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kunnen de benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 1] niet in hun vordering worden ontvangen.
Proceskosten
Het hof zal de benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 1] elk veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door: mr. A.C. Bosch, voorzitter, mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. T. Farber, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier, en op 8 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.