Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Den Haag

ECLI:NL:GHDHA:2025:1814 - Gerechtshof Den Haag - 29 april 2025

Arrest

ECLI:NL:GHDHA:2025:181429 april 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

Civiel recht

Team Handel

Zaaknummer hof : 200.344.593/01 Zaak- en rolnummer rechtbank : 10859474 RL EXPL 23-21485

Arrest van 29 april 2025

in de zaak van

[appellant], wonend in [woonplaats 1] , appellant, advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen, kantoorhoudend in Utrecht,

tegen

[geïntimeerde], wonend in [woonplaats 2] , geïntimeerde, advocaat: mr. S.C. Fijen, kantoorhoudend in Amersfoort.

Het hof noemt partijen hierna [appellant] en [geïntimeerde] .

1 De zaak in het kort

1.1 In hoger beroep dient te worden beoordeeld of [appellant] aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden door het ongeval dat hem is overkomen op 25 augustus 2021. [appellant] is naar aanleiding van dit ongeval door de strafrechter veroordeeld. Uit de stukken van de eerste aanleg blijkt dat [appellant] van dat strafvonnis hoger beroep heeft ingesteld. Het is het hof ter ore gekomen dat daarop inmiddels is beslist.

1.2 Alvorens in deze procedure inhoudelijk te beslissen, stelt het hof bij dit tussenarrest partijen, althans de meest gerede partij in de gelegenheid om het arrest waarbij is beslist op het hoger beroep tegen het strafvonnis in het geding te brengen en het hof te laten weten of cassatieberoep wordt ingesteld tegen dit arrest.

2 Procesverloop in hoger beroep

2.1 Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:

3 Feitelijke achtergrond

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 3.1 tot en met 3.9.2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover deze feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, neemt ook het hof deze als uitgangspunt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.

3.1 [appellant] runde tot 1 januari 2022 een eenmanszaak met de naam [eenmanszaak] .

3.2 [appellant] had op 25 augustus 2021 een klus bij een woning aan de [plaats] in Den Haag (hierna: de woning). Onderdeel van die klus was het uitvoeren van (schilder)werkzaamheden aan de daklijst van de woning. [appellant] nam [geïntimeerde] mee om deze werkzaamheden uit te voeren.

3.3 De werkzaamheden aan de daklijst moesten worden uitgevoerd vanaf het balkon op de tweede verdieping. Op het balkon stond een schilderstrap die [appellant] daar had geplaatst in het kader van de werkzaamheden. De bovenste treden en het stavlak van de keukentrap staken boven het hekwerk van het balkon uit. Er bevond zich ook een kast op het balkon. De bovenkant van die kast lag ook boven het hekwerk van het balkon.

3.4 [geïntimeerde] is tijdens het uitvoeren van werkzaamheden aan de daklijst over het hekwerk van het balkon naar beneden gevallen. [appellant] was op dat moment niet bij de woning aanwezig.

3.5 [geïntimeerde] liep bij het ongeval ernstige verwondingen op, waaronder drie gebroken rugwervels, een schedelbasisfractuur, een scheur in zijn rechter knie, bloedingen in de hersenen en vermindering van het gezichtsvermogen. Hij werd naar het ziekenhuis gebracht en lag daar vijf weken in coma. Hij heeft tot 21 oktober 2021 in het ziekenhuis gelegen. Daarna heeft hij tot 4 december 2021 moeten revalideren in een revalidatiecentrum.

3.6 De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft naar aanleiding van het ongeval twee onderzoeken uitgevoerd. Onder de naam [naam 1] is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de omstandigheden rondom het ongeval. Van de bevindingen van dit onderzoek is een dossier in de vorm van een proces-verbaal opgemaakt. Bij dit dossier zijn verschillende bijlagen gevoegd, waaronder (i) het proces-verbaal van bevindingen historische gegevens, (ii) het proces-verbaal ontvangst gegevens/bescheiden, (iii) het proces-verbaal van het verhoor van [naam 2] (de broer van [geïntimeerde] ) en (iv) het proces-verbaal van het verhoor van [appellant] . Onder de naam [naam 3] is een onderzoek ingesteld naar de vraag of sprake was van mensensmokkel door [geïntimeerde] arbeid te laten verrichten. Van dit onderzoek is eveneens een dossier in de vorm van een proces-verbaal opgemaakt. Bij dit dossier zit onder andere als bijlage gevoegd een proces-verbaal van bevindingen onderzoek agenda telefoon [geïntimeerde] .

3.7 [geïntimeerde] heeft [appellant] bij brief van 1 november 2021 aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. [appellant] heeft bij e-mail van 17 december 2021 aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.8 [appellant] is naar aanleiding van het ongeval strafrechtelijk vervolgd voor (onder andere) het overtreden van arbeidsomstandighedenwetgeving. [geïntimeerde] heeft zich in het strafproces tegen [appellant] gevoegd als benadeelde partij en heeft een vergoeding van € 82.613,10 aan materiële schade en een vergoeding van € 80.000,- aan immateriële schade gevorderd.

3.9 De rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 6 maart 2024 (hierna: het strafvonnis) geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen is dat [appellant] op de dag van het ongeval als werkgever in strijd heeft gehandeld met arbeidsomstandighedenwetgeving (specifiek: artikel 3 lid 1, artikel 5 lid 1 en artikel 8 leden 1 en 4 van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 7.3 lid l en artikel 7.23 leden 2 en 5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit). [appellant] is onder andere veroordeeld tot het betalen van € 162.613,10 aan schadevergoeding aan [geïntimeerde] .

3.10 [appellant] heeft tegen het strafvonnis hoger beroep ingesteld.

4 Procedure bij de kantonrechter

4.1 [geïntimeerde] heeft [appellant] gedagvaard en gevorderd, samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang:

te vermeerderen met de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen;

  1. [appellant] te veroordelen om de vanaf 31 december 2023 te lijden materiële en immateriële schade te vergoeden, nader op te maken bij staat;

  2. [appellant] te veroordelen om aan [geïntimeerde] een deugdelijke fiscale garantie te verstrekken over het totaal van de toegewezen schadevergoedingen;

een en ander met veroordeling van [appellant] tot betaling van de kosten van de procedure.

4.2 [appellant] heeft aanvankelijk verstek laten gaan. Vervolgens zijn de vorderingen van [geïntimeerde] – voor zover in hoger beroep nog van belang – bij verstekvonnis van 17 oktober 2023 toegewezen. Hiertegen heeft [appellant] tijdig verzet ingesteld.

4.3 De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis het verstekvonnis vernietigd, de vorderingen – voor zover in hoger beroep nog van belang – toegewezen en [appellant] in de kosten veroordeeld.

5 Beoordeling in hoger beroep

5.1 [appellant] wil dat het hof de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijst. Kort gezegd zien de bezwaren van [appellant] tegen het bestreden vonnis op het volgende. Volgens [appellant] heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat hij de schade van [geïntimeerde] dient te vergoeden. [appellant] betwist dat hij werkgever van [geïntimeerde] was ten tijde van het ongeval, dat [geïntimeerde] schade heeft geleden in de uitoefening van de werkzaamheden en dat [appellant] een zorgplicht had waaraan hij niet heeft voldaan. [appellant] stelt dat [geïntimeerde] bewust roekeloos heeft gehandeld ten tijde van het ongeval. Bovendien is [appellant] van mening dat de kantonrechter het verlies van verdienvermogen van [geïntimeerde] te hoog heeft vastgesteld. [geïntimeerde] heeft de grieven gemotiveerd bestreden.

5.2 Het is het hof ter ore gekomen dat inmiddels is beslist op het door [appellant] tegen het strafvonnis ingestelde hoger beroep bij arrest van 11 februari 2025, onder rolnummer 22-001007-44 en parketnummer 83-153798-22. Het hof acht het van belang hiervan kennis te nemen voordat op het hoger beroep in de onderhavige procedure inhoudelijk wordt beslist.

5.3 Het hof stelt hierbij op de voet van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering partijen, althans de meest gerede partij in de gelegenheid om het strafarrest van 11 februari 2025 in het geding te brengen. Bovendien wenst het hof van partijen te vernemen of cassatieberoep wordt ingesteld tegen dit arrest. Partijen mogen zich hierover gelijktijdig bij akte uitlaten.

5.4 Het hof stelt hiermee beide partijen ook in de gelegenheid om zich over de betekenis van het strafarrest voor deze procedure uit te laten. Het hof gaat ervan uit dat beide partijen het strafarrest hebben of dit kunnen krijgen, [appellant] in zijn hoedanigheid van verdachte en [geïntimeerde] in zijn hoedanigheid van benadeelde partij. Mocht een van de partijen niet beschikken over het strafarrest, dan verzoekt het hof aan de advocaat van de andere partij om het strafarrest ter beschikking te stellen aan de wederpartij, opdat beide partijen zich gelijktijdig kunnen uitlaten. Conclusie

5.5 Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor aktes zoals bedoeld in 5.3 en 5.4 van beide partijen.

5.6 Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

6 Beslissing

Het hof:

Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. Verbeek, D.A. Schreuder en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.