ECLI:NL:GHDHA:2025:1527 - Gerechtshof Den Haag - 6 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team familie
zaaknummer : 200.354.015/01 zaaknummer rechtbank : C/09/677910 / JE RK 24-2327
beschikking van de meervoudige kamer van 6 augustus 2025
inzake
[de vader] , wonende te [woonplaats] , verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de vader, advocaat mr. H.H.M. de Vries-Veringa te Lisse
tegen
Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, gevestigd te Leiden, verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
Als overige belanghebbende is aangemerkt: [de moeder] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder, advocaat mr. C.J. de Jongh-Moolenaar te Sassenheim.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend: de raad voor de kinderbescherming, locatie Haaglanden, hierna te noemen: de raad.
1 Het verloop van de procedure bij de rechtbank
Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 13 februari 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
2 Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.1 De vader is op 30 april 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2 De gecertificeerde instelling heeft op 25 juni 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3 De moeder heeft op 5 juni 2025 een verweerschrift ingediend.
2.4 De raad heeft het hof bij brief van 26 juni 2025 bericht niet ter zitting vertegenwoordigd te zullen zijn.
2.5 Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft daar geen gebruik van gemaakt.
2.6 De mondelinge behandeling heeft op 30 juli 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
-
de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-
de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI]
-
de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank van 13 februari 2025 overgelegd.
3 De feiten
3.1 Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2 Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden. Uit dit huwelijk zijn geboren: [minderjarige 1] , op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), en [minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
3.3 De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.4 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun vader.
3.5 De kinderrechter in de rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 15 februari 2024 de kinderen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling voor de periode van 15 februari 2024 tot 15 februari 2025.
4 Waar de zaak over gaat
4.1 Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 15 februari 2026.
4.2 De vader is het niet eens met deze beslissing. Hij verzoekt het hof om, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen.
4.3 De gecertificeerde instelling verzoekt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4 De moeder verzoekt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, althans het beroep af te wijzen, zo nodig onder wijziging en/of aanvulling van gronden, en de beslissing voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5 De motivering van de beslissing
5.1 De vader is van mening dat er geen gronden zijn voor een ondertoezichtstelling van de kinderen en dus ook niet voor een verlenging daarvan. Hij had al hoger beroep willen instellen tegen de beschikking van 15 februari 2024, maar door miscommunicatie met zijn toenmalige advocaat is dat destijds niet gebeurd. De kinderen worden niet in hun ontwikkeling bedreigd. Weliswaar is de moeder vrij plotseling uit het leven van de kinderen verdwenen en zijn de kinderen langere tijd bang geweest dat de vader ook zou vertrekken, maar de vader heeft hen gerustgesteld en zij vormen nu een rustig en stabiel gezin. Waar nodig heeft de vader actief hulp gezocht voor de kinderen en de vader accepteert de geboden hulp. Er was lange tijd geen vaste jeugdbeschermer en de gecertificeerde instelling is dan ook niet in staat geweest het contactherstel tussen de kinderen en de moeder te bevorderen. Van toegevoegde waarde van de zware maatregel van ondertoezichtstelling is dan ook niet gebleken, zodat niet is voldaan aan artikel 8 lid 1 en 2 van het EVRM (eerbiediging van het gezinsleven) en artikel 5 IVRK (verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen primair bij de ouders). De vader houdt de moeder op de hoogte van het wel en wee van de kinderen, maar gezien de persoonlijkheidsproblematiek van de moeder is het voor haar lastig om open te staan voor contacten met de kinderen. De moeder woont aan de andere kant van Nederland en heeft met haar nieuwe partner twee kinderen gekregen. Dit maakt de praktische invulling van een zorgregeling gecompliceerd. De vader gunt de kinderen ruimte voor en omgang met de moeder. De moeder diskwalificeert de vader in hoge mate door zich voorafgaand aan de zitting bij de rechtbank op het standpunt te stellen dat het wellicht beter zou zijn als de kinderen hun hoofdverblijf bij haar zouden hebben. Daarbij geeft de moeder geen rekenschap van het feit dat de kinderen daardoor uit hun vertrouwde omgeving en van hun voornaamste hechtingsfiguur zouden worden weggerukt. In de visie van de vader gaat het erg goed met de kinderen. De problemen met school en de schoolinspectie zijn opgelost, dan wel niet van dien aard dat die een ondertoezichtstelling rechtvaardigen.
5.2 De gecertificeerde instelling stelt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling onverkort aanwezig zijn. De kinderen groeien op in een situatie waarin hun ouders geruime tijd zijn verwikkeld in scheidingsproblematiek. Zij hebben hun moeder sinds 2021 niet meer gezien. [minderjarige 2] heeft dan ook gezien haar jonge leeftijd geen actieve herinnering aan de moeder. Uit het diagnostisch onderzoek van [minderjarige 1] bij GGZ blijkt dat ingezet moet worden op contactherstel met de moeder. Het lukt de ouders niet om dit zelf te realiseren. Sinds februari 2025 is de huidige jeugdbeschermer betrokken bij het gezin en heeft zij gesprekken gevoerd met alle betrokkenen. In april 2025 is de telefoon van de vader gestolen en sindsdien is het lastiger om met hem in contact te komen. Er zijn zorgen over [minderjarige 1] . De school heeft hem twee jaar lang extra hulp gegeven, maar deze hulp kan niet worden verlengd. Dit zou betekenen dat hij op zijn huidige school een eigen leerlijn krijgt waarbij hij weinig contact heeft met de rest van zijn klasgenoten, of naar het speciaal onderwijs zal gaan. De vader is van mening dat [minderjarige 1] op school slachtoffer is van binnenlandse terreur en dat hij daar structureel mishandeld wordt. De vader is op 10 juni 2025 niet verschenen bij het vervolggesprek van het Ondersteuning Team van de school over het komende schooljaar. De gecertificeerde instelling heeft een keer met de vader gesproken en een keer met de kinderen. [minderjarige 1] is een stille jongen die het lastig vindt om in contact te treden met de jeugdbeschermers. Hij spreekt zacht en onduidelijk. [minderjarige 2] is een vrolijk meisje die veel kletst en makkelijk op nieuwe mensen afstapt. Na die ene keer is het niet meer gelukt om met de vader of de kinderen een nieuwe afspraak te maken, en er is dus onvoldoende zicht op de kinderen. De gecertificeerde instelling heeft maandelijks telefonisch een gesprek met de moeder. De moeder heeft ook contact met de school en geeft toestemming voor het plaatsen van [minderjarige 1] op het Speciaal Basisonderwijs. De kinderen hebben recht op direct en onbelast contact met de moeder.
5.3 De moeder stelt dat zij tijdens het huwelijk structureel is mishandeld door de vader, vaak in bijzijn van de kinderen. Zij is het huis uit gevlucht. De vader heeft de kinderen toen verteld dat de moeder was overleden. Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 27 juni 2022 is bepaald dat de kinderen de hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben en dat begeleide omgang tussen de moeder en de kinderen zal worden opgebouwd. De ouders zijn doorverwezen naar Stichting Jeugdteams Leidse Regio voor deelname aan ouderschapsbemiddeling en begeleide omgang. Dit is niet van de grond gekomen. De raad heeft op 4 januari 2024 een rapport uitgebracht en de kinderrechter heeft tijdens de zitting van 15 februari 2024 de ondertoezichtstelling uitgesproken. Het contact van de moeder met de kinderen is nog altijd niet hersteld. De moeder kan zich dan ook vinden in verlenging van de ondertoezichtstelling. Er zijn grote zorgen over de kinderen en met name over (het gedrag van) [minderjarige 1] , die door de vader worden gebagatelliseerd. Het is onzeker of hij op zijn huidige school kan blijven. Hij moet met spoed hulpverlening krijgen. De vader meldt de kinderen regelmatig ziek en de school heeft de Inspectie van het Onderwijs ingeschakeld vanwege de hoge frequentie van het verzuim. De vader heeft bij de rechtbank gevraagd of hij met de kinderen naar het buitenland mocht vertrekken en de moeder vond dit een verontrustende vraag van de vader. Ook om die reden vindt zij de ondertoezichtstelling van belang. De vader heeft afwijkende maatschappelijke opvattingen die van negatieve invloed zijn op zijn contact met de hulpverleners en de opvoeding en verzorging van de kinderen. De moeder ontvangt signalen van getuigen dat de vader verward zou zijn en complottheorieën aanhangt. Dit is schadelijk voor de mentale en fysieke ontwikkeling van de kinderen. Ook zijn de kinderen om 5 uur ’s ochtends alleen op straat gezien. De vader staat het contact met de moeder niet toe en maakt het uitvoeren van de ondertoezichtstelling opzettelijk lastig door de boot af te houden en moeilijk beschikbaar te zijn voor school en hulpverleners. De moeder wil dolgraag het contact met de kinderen herstellen.
5.4 Op grond van artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.5 Evenals de kinderrechter en op dezelfde gronden als de kinderrechter, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor een (verlenging van de) ondertoezichtstelling. In hoger beroep zijn geen feiten gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden. Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat de kinderen de moeder sinds 2021 niet meer hebben gezien en ook op geen enkele andere manier contact met haar hebben. De ouders zijn niet in staat gebleken om samen tot herstel van het contact tussen de moeder en de kinderen te komen, terwijl ook het hof van oordeel is dat dit voor de ontwikkeling van de kinderen van groot belang is. Uit het GGZ-onderzoek van augustus 2024 bij [minderjarige 1] is dit nogmaals gebleken, en ook dat dit prioriteit moet hebben. Daarnaast zijn er grote zorgen over met name het gedrag van [minderjarige 1] en de schoolgang van de kinderen. De vader heeft op de zitting verklaard dat hij zelf ook veel zorgen heeft over de situatie op school en graag wil dat de kinderen van school wisselen. De vader is moeilijk bereikbaar en het is de gecertificeerde instelling niet gelukt om een tweede afspraak met de vader en de kinderen te maken. Naar welke school de kinderen na de zomervakantie zullen gaan, is op dit moment nog ongewis. Onvoldoende duidelijk is of de vader achter speciaal onderwijs staat. Positief hierbij is dat ouders hierin thans gezamenlijk lijken op te trekken. Echter is het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat hier spoedig duidelijkheid in komt. Het hof vertrouwt erop dat het de ouders, onder begeleiding van de jeugdbeschermer, zal lukken om spoedig een beslissing te nemen over een andere school voor in ieder geval [minderjarige 1] , zodat zijn schoolgang na de zomervakantie onverminderd kan worden voortgezet. De jeugdbeschermer die sinds februari 2025 bij het gezin betrokken is, heeft verklaard dat zij de kinderen en hun wensen ten aanzien van het contact met de moeder wil leren kennen. Als daar ruimte voor blijkt te zijn – en er zijn geen aanwijzingen dat dat niet zo is – zullen vervolgens stappen worden gezet om begeleide omgang op te starten. Naar het oordeel van het hof dient dit in gang gezet te worden en dient de vader hieraan zijn medewerking te verlenen, zoals hij ook ter zitting heeft toegezegd. In reactie op de zorgen van de vader dat het leven van de kinderen hierdoor op zijn kop wordt gezet voor contact met de moeder dat onverhoopt door haar niet zal worden doorgezet, heeft de moeder aangegeven dat zij hard aan zichzelf heeft gewerkt en echt – met een voorzichtige aanpak en middels tussenkomst van de jeugdbeschermer – wil werken naar blijvend contact. De regie en begeleiding van de gecertificeerde instelling is hierbij naar het oordeel van het hof dan ook voor beide ouders belangrijk, en in het belang van de kinderen noodzakelijk. De moeder heeft verklaard zich volledig in te zullen zetten voor het contactherstel en bereid te zijn om voor de omgang met de kinderen heen en weer te reizen. Het hof gaat ervan uit dat de ouders hun toezeggingen gestand doen in het belang van de kinderen. Het nog langer verstoken blijven van contact met hun moeder acht het hof onaanvaardbaar.
5.6 Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6 De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Den Haag, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.F. Mollema, L. Koper en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en is door mr. A.A.F. Donders op 6 augustus 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.