Terug naar bibliotheek
Vertaling : NL
Verdrag inzake de rechten van het kind
DEEL I
Artikel 5

Artikel 5 (Eerbiediging ouderlijke verantwoordelijkheid begeleiding kinderrechten)

Laatste versie

De Staten die partij zijn, eerbiedigen de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van de ouders of, indien van toepassing, van de leden van de familie in ruimere zin of de gemeenschap al naar gelang het plaatselijk gebruik, van wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, voor het voorzien in passende leiding en begeleiding bij de uitoefening door het kind van de in dit Verdrag erkende rechten, op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van het kind.

Uitleg in duidelijke taal

De Staten die partij zijn, eerbiedigen de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van de ouders of, indien van toepassing, van de leden van de familie in ruimere zin of de gemeenschap al naar gelang het plaatselijk gebruik, van wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, voor het voorzien in passende leiding en begeleiding bij de uitoefening door het kind van de in dit Verdrag erkende rechten, op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van het kind.

Dit artikel stelt dat de Staten die partij zijn de verantwoordelijkheden, rechten en plichten moeten eerbiedigen. Deze verantwoordelijkheden, rechten en plichten zijn die van:

  • de ouders;
  • of, indien van toepassing, de leden van de familie in ruimere zin of de gemeenschap, al naar gelang het plaatselijk gebruik;
  • of wettige voogden;
  • of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind. De kern van deze verantwoordelijkheden, rechten en plichten is het voorzien in passende leiding en begeleiding aan het kind. Dit moet gebeuren bij de uitoefening door het kind van de in dit Verdrag erkende rechten, en wel op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van het kind.