Arrest inhoud

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-000288-25 Uitspraakdatum: 24 september 2025 TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen, op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 13 januari 2025 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 81-153482-23 en 81-205082-23 tegen

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1979, wonende te [woonplaats 1] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. E. van Reydt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van de in de zaken met parketnummers 81-153482-23 en 81-205082-23 ten laste gelegde feiten.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Zaak met parketnummer 81-153482-23: Primair hij op of omstreeks 6 mei 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) accijnsgoed(eren), te weten

  • (circa) 11 kilogram (waterpijp)tabak en/of
  • (circa) 40 kilogram (waterpijp)tabak en/of
  • (circa) 220 kilogram (waterpijp)tabak, althans (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (waterpijp)tabak, voorhanden en/of in opslag heeft gehad, terwijl (telkens) die (waterpijp)tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing was betrokken;

Subsidiair [bedrijf 1] op of omstreeks 6 mei 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) accijnsgoed(eren), te weten

  • (circa) 11 kilogram (waterpijp)tabak en/of
  • (circa) 40 kilogram (waterpijp)tabak en/of
  • (circa) 220 kilogram (waterpijp)tabak, althans (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (waterpijp)tabak, voorhanden en/of in opslag heeft gehad, terwijl (telkens) die (waterpijp)tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing was betrokken, tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven; Zaak met parketnummer 81-205082-23 (gevoegd): hij op of omstreeks 26 juli 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (een) accijnsgoed(eren), te weten in totaal (circa) 83 kilogram (waterpijp)tabak, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (waterpijp)tabak, voorhanden en/of in opslag heeft gehad, terwijl die (waterpijp)tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing was betrokken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmiddelen

Parketnummer 81-2050820-23 (feitencomplex 26 juli 2022) [1]

1 Relaas

Op dinsdag 26 juli 2022, omstreeks 14:00 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , ons in een herkenbaar douanevoertuig en gekleed in uniform, in dienst binnen het ambtsgebied van Douane kantoor [plaats 1] .

Ons is bij diverse controles verteld dat zowel de waterpijptabak met voorgeschreven Nederlandse accijnszegel als waterpijptabak zonder voorgeschreven Nederlandse accijnszegel ingekocht is bij meneer [verdachte] , de eigenaar van “ [bedrijf 1] ”, welke is gevestigd op de [adres 1] te [plaats 1] . Ambtshalve herkende ik, verbalisant [verbalisant 2] , de eigenaar van het “ [bedrijf 1] , genaamd [verdachte] , van een controle op 31 augustus 2020 ter hoogte van de [adres 9] te [plaats 1] . Tijdens deze controle is er in totaal 134,1 kilogram waterpijptabak aangetroffen welke niet waren voorzien van het voorgeschreven Nederlands accijnszegel.

Omstreeks 15:00 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , ons ter hoogte van [bedrijf 2] , welke is gevestigd op de [adres 2] [plaats 1] . Wij zagen een ruimte aan de voorzijde van het gebouw welke was voorzien van de tekst “Ingang”. Op datum, tijdstip en plaats voornoemd zijn wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , het gebouw binnengegaan en zagen wij bij de ingang een voor ons onbekende vrouw staan wie zich desgevraagd voorstelde als zijnde een medewerker van [bedrijf 2] . Hierna heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , ons voorgesteld aan haar als zijnde douaneambtenaren en het doel van ons bezoek uitgelegd.

Enkele minuten laten hoorde ik haar zeggen “Volgens onze systemen heeft meneer [verdachte] in het verleden een ruimte met nummer [nummer] gehuurd bij ons”. Hierop vroeg ik aan haar wie er op dit moment de ruimte met nummer [nummer] huurde en hoorde haar zeggen “Op dit moment huurt mevrouw [naam] deze ruimte.” Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , telefonisch contact opgenomen met de Landelijke Meldkamer Douane. Hierop heb ik de centralist op de hoogte gesteld over bovengenoemde situatie. Ik vroeg aan de centralist van de meldkamer of de gegevens van mevrouw [naam] geverifieerd kon worden in de voor hun toegankelijke systemen en hoorde hem zeggen “Ja. Mevrouw [naam] woont op de [adres 3] . Zij is gehuwd met meneer [verdachte] en beiden wonen op hetzelfde adres in [woonplaats 1] ”.

Omstreeks 15:45 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , ons ter hoogte van [bedrijf 2] , welke is gevestigd op [adres 4] te [plaats 1] . Wij zagen een ruimte aan de voorzijde van het gebouw welke was voorzien van de tekst “Ingang”.

Op datum, tijdstip en plaats voornoemd zijn wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , het gebouw binnengegaan en zagen wij bij de ingang een voor ons onbekende man staan wie zich desgevraagd voorstelde als zijnde een medewerker van [bedrijf 2] . Hierna heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , ons voorgesteld aan hem als zijnde douaneambtenaren en het doel van ons bezoek uitgelegd. Vervolgens vroeg ik aan hem of hij wilde meelopen naar de opslagruimte met nummer [nummer] en hoorde hem zeggen “Dat is geen probleem. Ik zal even meelopen met jullie”. Enkele seconden later hoorde wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hem ongevraagd zeggen “Dit is de box waar het om gaat met nummer [nummer] ”. lk, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de ruimte was voorzien van een rood rolluik. Ook zag ik dat deze ruimte was voorzien van de cijfers “ [nummer] ” en van een hangslot. Hierop zijn wij verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor de ruimte gaan staan. Vervolgens roken wij een zoete geur welke wij ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak.

In opslagruimte [nummer] zag ik een openstaande kartonnen doos staan. Ik zag dat deze doos was gevuld met diverse ponypacks. Ik zag dat deze ponypacks waren voorzien van de tekst “The Key To Happiness Seals Easy-Envelopes 50 PCS Blanco”.

Wij, verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , zijn vervolgens de ruimte in gegaan. lk, verbalisant [verbalisant 3] , zag diverse kartonnen dozen staan. Op deze dozen zag ik een wit A4’tje liggen welke was voorzien van de tekst “Appel, Mint, Mia, Love, Blue Mist, Lady, Rio, No Woman, Lychee, Acia, Gum Kameel, Perfecte Storm, Istan Blue, Tynky Winkey en Druif Mint”. Naast deze dozen zag ik een plastic tas liggen welke was voorzien van de tekst “Lidl”. Hierop heb ik deze tas geopend. lk zag in deze tas diverse resten van een rode substantie en rook een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. lk, verbalisant [verbalisant 1] , zag en telde, aan de achterzijde in de ruimte, in totaal 8 kartonnen dozen. lk zag dat diverse dozen waren voorzien van de tekst “Two Apples Flavour” van het merk “Al Fakher”. Ook zag ik dat diverse dozen waren voorzien van de tekst “Mint Flavour” van het merk “Al Fakher”. lk zag dat een van deze dozen was voorzien van een sticker met daarop de tekst “Fly Dubai”. Hierop heb ik deze dozen geopend. lk zag in deze dozen diverse verpakkingen welke eveneens waren voorzien van de tekst “Two Apples Flavour” en “Mint Flavour” van het merk “Al Fakher”. Hierop heb ik diverse verpakkingen geopend en zag ik hierin een rode substantie. Ook rook ik een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. lk zag dat deze verpakkingen waren voorzien van buitenlands opschrift vermoedelijk Engels, Arabisch en Cyrillisch. lk zag dat deze verpakkingen niet waren voorzien van het voorgeschreven Nederlands accijnszegel. Naast deze dozen zag en telde ik in totaal 18 ronde verpakkingen. lk zag dat deze verpakkingen waren voorzien van het merk “Adalya” en van het merk “Blue Horse”. Hierop heb ik diverse verpakkingen geopend en zag ik hierin een rode substantie. Ook rook ik een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. lk zag dat deze verpakkingen waren voorzien van buitenlands opschrift, vermoedelijk Engels, Arabisch, Frans en Cyrillisch. lk zag dat deze verpakkingen niet waren voorzien van het voorgeschreven Nederlands accijnszegel. Hiernaast zag ik een geopende kartonnen doos staan. lk zag en telde in deze doos 7 zwartkleurige verpakkingen. lk zag dat deze verpakkingen waren voorzien van de tekst “Layali”. Hierop heb ik diverse verpakkingen geopend en zag hierin een rode substantie. Ook rook ik een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. lk zag dat deze verpakkingen niet waren voorzien van het voorgeschreven Nederlands accijnszegel. Naast deze doos zag en telde ik in totaal 2 transparante verpakkingen. lk zag dat deze verpakkingen waren voorzien van de tekst “White Angel”. Ook zag ik dat deze verpakkingen waren gevuld met een rode substantie. Hierop heb ik beide verpakkingen geopend en rook ik een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak.

  1. Huurcontract [bedrijf 2][3]

[bedrijf 2] [straatnaam] [plaats 1]

Opslagovereenkomst [nummer]

[bedrijf 2] [adres 5] hierna ‘ [bedrijf 2] ’

En

[bedrijf 2] verleent de klant een vergunning om opslagruimte te gebruiken in overeenstemming met de bijzonderheden van deze overeenkomst en de algemene opslagvoorwaarden.

[telefoonnummer] mevrouw [telefoonnummer] meneer

  1. Bewijs van inname/overdracht goederen[4]

Seal nummer : [nummers] DFB nummer : [nummer]

Belanghebbende Naam : [naam] Adres : [adres 3] Postcode, woonplaats en land : [adres 3]

Gegevens inname

Stuks/liters/kilo’s Goederenomschrijving 83 kilogram Waterpijptabak diverse soorten

Bijzonderheden Niet voorzien van NL accijnszegels (geen zegels)

Datum inname 26-07-2022

  1. Verklaring [naam][5]

Naam : [naam] (het hof begrijpt: Eddamnati) Voorna(a)m(en) : [naam] Geboortedatum : [geboortedatum] Woonadres : [adres 3] Postcode : [postcode] Woonplaats : [woonplaats 2]

Vraag: Met wie bent u gehuwd? Antw.: [verdachte] .

Vraag: Volgens het huurcontract van opslagunit [nummer] bij [bedrijf 2] te [plaats 1] , bent u de huurder van de opslagunit. Klopt dat? Antw.: Ik heb daar gehuurd.

Noot: advocaat Van Reydt geeft aan een aanvullende vraag te hebben, deze luidt als volgt: Heeft u zelf ooit spullen naar de opslagunit gebracht en daarin gelegd? Antw.: Nee. lk heb daar geen spullen gedaan. De ene keer dat ik daar geweest ben was voor het tekenen van het contract.

Vraag: Ik mag hieruit opmaken dat uw man verantwoordelijk is voor de spullen in opslagunit [nummer] bij [bedrijf 2] ? Antw.: Ja.

  1. Verklaring verdachte[6]

Naam : [verdachte] Voorna(a)m(en) : [verdachte] Geboortedatum : [geboortedatum] Woonadres : [adres 3] Postcode : [adres 3] Woonplaats : Woerden Telefoonnummer : [telefoonnummer]

Vraag: Wat is uw beroep? Antw.: Mijn beroep is eigenaar van een waterpijpwinkel.

Vraag: Wat is de naam van deze winkel? Antw.: De naam van de winkel? [bedrijf 1] .

Vraag: Wie is verantwoordelijk voor de inhoud van opslagunit [nummer] bij [bedrijf 2] op de locatie [adres 4] te [plaats 1] ? Antw.: Wie daar verantwoordelijk voor is? lk ben daar verantwoordelijk voor.

Vraag: Ook hebben wij in opslagunit met nummer [nummer] diverse ponypacks aangetroffen. Wat kunt u daar over vertellen? Antw.: Dat zijn gewoon verpakkingsmaterialen.

  1. Aanvullend proces-verbaal[7]

Aangetroffen waterpijptabak ruimte [nummer] De aangetroffen waterpijptabak had een gewicht van 83 kilo. Alle waterpijptabak was onveraccijnsd, want niet voorzien van een accijnszegel en dus ook niet voorzien van een Nederlands accijnszegel. Dit geldt dus voor:

  • 2 kilogram White Angel,
  • 2 kilogram Adalya Chewinggum Cinnamon,
  • 2 kilogram Adalya Lychee Blue,
  • 2 kilogram Adalya Tynky Wynky,
  • 2 kilogram Blue Horse Acai Blue,
  • 2 kilogram Blue Horse The Perfect Storm,
  • 2 kilogram Blue Horse Rio Kiss,
  • 6 kilogram Blue Horse No Woman No Cry,
  • 7 kilogram Layali,
  • 13 kilogram Al Fakher Mint Flavour en
  • 43 kilogram Al Fakher Two Apples Flavour

Totaal: 83 kilogram waterpijptabak.

Parketnummer 81-153482-23 (feitencomplex 6 mei 2023) [8]

7 Relaas

Op 06 mei 2023, op of omstreeks 16:03 uur bevonden wij ons, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , in een herkenbaar douanevoertuig, gekleed in uniform en op dienst binnen het ambtsgebied van Douane kantoor [plaats 1] , gezamenlijk met collega [naam] van de afdeling klantmanagement Douane [plaats 1] , nabij “ [bedrijf 1] ”, gevestigd op het adres [adres 1] te [plaats 1] .

Op datum, tijd en plaats voornoemd betraden wij het winkelpand van [bedrijf 1] ” en zagen wij na binnenkomst twee onbekende mannen staan. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , ons aan hen bekend gemaakt als zijnde douaneambtenaren en de reden van onze aanwezigheid uitgelegd. Desgevraagd stelde een van de manspersonen zich voor als zijnde een medewerker van “ [bedrijf 1] ”, genaamd [medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ).

Hierop ben ik weer naar [medeverdachte] teruggelopen en heb hem gevraagd om contact op te nemen met de eigenaar van “ [bedrijf 1] ”. Na korte tijd is door mij telefonisch gesproken met een persoon welke zich bekend maakte als zijnde eigenaar van “ [bedrijf 1] ”. Desgevraagd deelde deze persoon mede te zijn genaamd [verdachte] . Deze stem is mij ambtshalve bekend van eerdere controles welke resulteerden in de opmaak van meerdere processen-verbaal.

Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb vervolgens de aangrenzende ruimte wederom betreden. Ik zag in deze ruimte een zwart tasje staan. Hierop vroeg ik aan [medeverdachte] wie de eigenaar van dit tasje was en ik hoorde hem zeggen dat dit hem toebehoorde. Uit eigen beweging hoorde ik hem zeggen dat ik de inhoud van de tas aan een controle mocht onderwerpen. Hierop heb ik dit tasje geopend en ik zag hierin een autosleutel van het merk Volvo. Ambtshalve is mij bekend dat de eigenaar van “ [bedrijf 1] ” in het bezit is van een Volvo, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] . Ook zag ik in deze ruimte een collegeblok liggen met hierop aan de voorzijde de geschreven tekst: ‘ [bedrijf 1] , [adres 1] , uren [medeverdachte] ’.

Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , dit collegeblok geopend en zag dat de beschreven inhoud ervan informatie bevatte omtrent gewerkte uren en dagen van [medeverdachte] , en mogelijke voorraad administratie van de hoeveelheid waterpijptabak en snus. Hierop heb ik verbalisant [verbalisant 1] omtrent deze bevindingen nader geïnformeerd.

Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag in het winkelpand een witte toonbank staan met hierop aanwezig een zwarte waterpijpsticker. Ik ben voor de toonbank gaan staan en rook vervolgens een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. Hierop ben ik achter de toonbank gaan staan en rook wederom deze zoete geur. Ik zag dat de toonbank was voorzien van twee planken. Ambtshalve is mij bekend dat in soortgelijke elementen zich mogelijk verborgen bergruimten bevinden.

Vervolgens zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , dat [medeverdachte] zich erg zenuwachtig begon te gedragen. Ook zag ik dat zijn broekzakken gevuld leken. Hierop vroeg ik of hij in het bezit was van een plastic pasje welk toegang kon verschaffen tot de mogelijk aangetroffen verborgen ruimtes. Hierop verzocht ik hem zijn broekzakken te legen. Ik zag dat hij hieruit een pakje sigaretten haalde. Hierop heb ik het pakje sigaretten geopend en zag hierin aanwezig een wit plastic pasje welk toegang zou kunnen geven tot een mogelijk aangetroffen verborgen ruimte.

Ik, verbalisant [verbalisant 1] , maakte vervolgens met deze pas een strijkende beweging aan de binnenzijde van de bovenste plank. Hierop zag ik de bovenste plank naar voren klappen. Hierachter zag ik een ruimte met hierin aanwezig diverse transparante verpakkingen. Ook zag ik dat deze verpakkingen waren voorzien van de tekst “Blue B”, “Am”, “Lime”, “Blue”, “Mi Amor”, “Mint”, “Appel” en “Love”. Ik zag dat de inhoud van deze verpakkingen een rood en bruin gekleurde substantie bevatte. Hierop heb ik diverse verpakkingen geopend en ik rook een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. Ik zag dat deze verpakkingen niet waren voorzien van het wettelijk voorgeschreven Nederlands accijnszegel. Vervolgens maakte ik een strijkende beweging aan de binnenzijde van de onderste plank. Ook nu zag ik een plank naar voren klappen. Ik zag ook achter de tweede plank een ruimte met daarin diverse verpakkingen van het merk “Al Fakher”, “Blue Horse”, “Layali”, “Adalya” en “Bad&Mad”. Hierop heb ik deze verpakkingen geopend. Ik zag dat deze verpakkingen waren gevuld met zowel een rood als een bruin gekleurde substantie. Ook rook ik een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. Ik zag dat deze verpakkingen waren voorzien van buitenlands opschrift, mogelijk Engels, Portugees en Arabisch. Ik zag dat deze verpakkingen niet waren voorzien van het wettelijk voorgeschreven Nederlands accijnszegel. Naast deze verpakkingen zag ik een openstaande witte envelop liggen welke was voorzien van de geschreven tekst “05-05-2023 € 2195”. Ik zag dat deze envelop was gevuld met geldbiljetten van 100, 50, 20, 10 en 5 euro. Hierop vroeg ik aan [medeverdachte] waar dit geld vandaan kwam. Ik hoorde hem zeggen dat het de opbrengst was van 05 mei 2023 van de verkochte waterpijptabak vanuit de verborgen ruimtes in de toonbank. Ook hoorde ik hem zeggen dat er meerdere van deze enveloppen aanwezig waren in het winkelpand met daarin de opbrengst van de verkoop van de waterpijptabak, vanuit de verborgen ruimtes, van de afgelopen dagen.

Ik, verbalisant [verbalisant 1] , vroeg aan [medeverdachte] of hij van de aangetroffen verborgen ruimtes, en het daarvoor bestemde pasje, kennis had. Hierna vertelde hij aan mij dat de eigenaar van “ [bedrijf 1] ” hem had geïnstrueerd omtrent de wijze waarop de verborgen ruimtes geopend konden worden. Ook vertelde de medewerker mij dat hij dit pasje van de eigenaar van “ [bedrijf 1] ”, de heer [verdachte] , had gekregen.

Hierop heb ik aan [medeverdachte] gevraagd, naar aanleiding van de door mij eerder aangetroffen autosleutel, aan wie deze sleutel toebehoorde. Ik hoorde hem zeggen dat deze sleutel eigendom was van de eigenaar van “ [bedrijf 1] ” en dat hij deze van hem had gekregen. Desgevraagd verzocht ik [medeverdachte] om mij te begeleiden naar de locatie van het vervoermiddel. Aan dit verzoek werd door hem voldaan. [medeverdachte] hoorde ik uit eigen beweging zeggen tegen mij dat zich in het vervoermiddel dozen inhoudende waterpijptabak bevonden van ongeveer totaal 100 kilogram. Het vervoermiddel voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] stond geparkeerd in een ondergrondse parkeergarage, gevestigd op het adres [adres 7] te [plaats 1] . Hierop werd dit vervoermiddel rijdend door mij, in het bijzijn van [medeverdachte] , overgebracht naar het winkelpand alwaar een controle op de inhoud van het vervoermiddel door ons verbalisanten werd verricht. Tijdens deze controle zagen wij kartonnen dozen inhoudende diverse verpakkingen van het merk “Adalya”, “Blue Horse”, “Layali”, “Al Fakher” en “Bad&Mad”. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , deze verpakkingen geopend en op inhoud gecontroleerd. Ik zag dat deze verpakkingen waren gevuld met zowel een rood als een bruin gekleurde substantie. Ook rook ik tijdens deze controle een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. Ik zag dat deze verpakkingen waren voorzien van buitenlands opschrift, mogelijk Engels, Portugees en Arabisch. Ik zag dat deze verpakkingen niet waren voorzien van het wettelijk voorgeschreven Nederlands accijnszegel.

Aangetroffen waterpijptabak winkel:

Vervolgens hebben wij alle aangetroffen accijnsgoederen gewogen en geteld, middels een van rijkswege verstrekte weegschaal. Deze weegschaal werd verstrekt door de afdeling middelenbeheer van Douane [plaats 1] .

Wij zagen en telden: 2.022 gram waterpijptabak, merk: Layali 1.002 gram waterpijptabak, merk: Bad&Mad 2.000 gram waterpijptabak, merk: Blue Horse Mi Amor 1.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya Love 66 1.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Two Apples 378 gram waterpijptabak, soort: Blue B 456 gram waterpijptabak, soort: Am 308 gram waterpijptabak, soort: Lime 452 gram waterpijptabak, soort: Blue 824 gram waterpijptabak, soort: Mi Amor 1.050 gram waterpijptabak, soort: Mint 530 gram waterpijptabak, soort: Appel 826 gram waterpijptabak, soort: Love

Totaal 11.848 gram waterpijptabak.

Aangetroffen waterpijptabak in het vervoermiddel:

11.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Mint 2.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Two Apple Mint 8.000 gram waterpijptabak, merk: Blue Horse Mi Amor 4.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya Love 66 4.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya I’ss Boni 2.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya A-Way 2.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya L. Kill 6.000 gram waterpijptabak, merk: Layali 1.000 gram waterpijptabak, merk: Bad&Mad

Totaal 40.000 gram waterpijptabak.

Vervolg

Tijdens het verhoor verklaarde verdachte [medeverdachte] het nummer van de opslagunit te willen tonen aan ons. Na afloop van het verhoor toonde verdachte [medeverdachte] aan mij, verbalisant [verbalisant 2] , middels zijn mobiele telefoon, twee foto’s van een factuur omtrent het huurcontract van het bedrijf “ [bedrijf 3] ”, unitnummer [nummer] .

Op of omstreeks 20:18 uur kwamen wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , aan bij de opslaglocatie, welke is gevestigd op [adres 8] te [plaats 2] .

Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de opslagunit met nummer [nummer] was voorzien van een roldeur. Toen ik voor de roldeur stond rook ik een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak.

Ik zag dat er gaas was bevestigd aan de bovenzijde van deze opslagunit. Door het gaas kon ik in de opslagunit kijken. Ik zag hierin diverse dozen en verpakkingen staan welke ik ambtshalve herkende als zijnde dozen en verpakkingen waterpijptabak.

Ik, verbalisant [verbalisant 1] , bevond mij in de opslagunit en ik zag daarin opgeslagen diverse blanco dozen, dozen van het merk “Al Fakher” en “Adalya”. Hierop heb ik deze dozen geopend. Ik zag hierin diverse verpakkingen welke waren voorzien van de tekst “Al Fakher”, “Layali” en “Adalya”. Hierop heb ik deze verpakkingen geopend. Ik zag dat deze verpakkingen waren gevuld met zowel een rood als een bruin gekleurde substantie. Ook rook ik een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. Ik zag dat deze verpakkingen waren voorzien van buitenlands opschrift, mogelijk Engels, Duits, Portugees en Arabisch. Ik zag dat deze verpakkingen niet waren voorzien van het wettelijk voorgeschreven Nederlands accijnszegel.

Naast deze dozen zag ik twee verpakkingen staan van het merk “Bad&Mad”. Ik zag dat deze verpakkingen waren gevuld met een bruin gekleurde substantie en heb deze vervolgens geopend. Ik rook een zoete geur welke ik ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. Ik zag dat deze verpakkingen waren voorzien van buitenlands opschrift, mogelijk Engels. Ik zag dat deze verpakkingen niet waren voorzien van het wettelijk voorgeschreven Nederlands accijnszegel.

Ik zag en telde nog 3 dozen zonder opschrift. Hierop heb ik deze dozen geopend en zag hierin diverse verpakkingen met de tekst “The Key To Happiness Seals”, deze hadden geen inhoud. Ambtshalve herkende ik deze verpakkingen als zijnde ponypacks.

Aangetroffen waterpijptabak opslagunit

4.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya Mi Amor 22.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya A-Way 6.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya I’ss Lie on the rocks 2.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya Kizz 2.0 2.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya I’ss Boni 12.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya Sweess Boom 6.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya The Two Apple 28.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya L. Kill 2.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya Blue Iss 30.000 gram waterpijptabak, merk: Adalya Love 66 740 gram waterpijptabak, merk: Adalya Sky Fall 540 gram waterpijptabak, merk: Adalya Mango Tango 22.000 gram waterpijptabak, merk: Bad&Mad 8.000 gram waterpijptabak, merk Layali 3.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Molayes 32.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Two Apples 15.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Two Apples Mint 10.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Mint 1.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Lemon Mint 2.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Grape Mint 12.000 gram waterpijptabak, merk: Al Fakher Gum Mint

Totaal 220.128 gram waterpijptabak.

  1. Huurcontract[10]

Huurcontract opslagruimte [plaats 2] [bedrijf 3] [adres 8] [plaats 2]

Hierna te noemen “Verhuurder”,

En:

Naam: [medeverdachte]

Hierna te noemen “Huurder”

Huurder en Verhuurder zijn op 2022-08-25 het volgende overeen gekomen:

Artikel 1. Gehuurde, bestemming en gebruik: Deze huurovereenkomst heeft betrekking op de huur van een opslagruimte op de [adres 8] te [plaats 2] , bekend als UNIT NUMMER(s): Box [nummer]

Artikel 2. Betalingsverplichting en betaalperiode De huurprijs voor unit(s): Box 62 bedraagt in totaal per kalendermaand: €89 exclusief B.T.W.

  1. Verklaring medeverdachte [medeverdachte][11]

Achternaam : [medeverdachte] Voorna(a)m(en) : [medeverdachte] Geboortedatum : [geboortedatum]

V: Voor hoeveel verkocht je de waterpijptabak zonder accijnszegels? A: € 90,-

V: Heeft de eigenaar u de verkoopprijs meegegeven? A: Ja.

V: Dus de eigenaar weet wat er waterpijptabak zonder accijnszegels wordt verkocht in de winkel? A: Ja.

V: Heeft de eigenaar u verteld van de verborgen ruimte met waterpijptabak erin? A: Ja.

V: Wat is het adres van het adres van de opslagunit? A: Bij [plaats 2] ergens, zover ik weet. [bedrijf 3] .

V: Weet de eigenaar van deze opslagunit? A: Ja.

V: Heeft de eigenaar u verteld dat deze unit gevuld is met accijnsgoederen? A: Nee, hij heeft niet verteld wat hij erin doet.

V: Kom jij zelf wel eens in de opslagunit? A: Nee, nooit.

  1. Verklaring verdachte[12]

Achternaam : [verdachte] Voornamen : [verdachte] Geboortedatum : [geboortedatum] Adres : [adres 3] PC/Woonplaats : [woonplaats 1]

V: Wat voor werk doet u? A: Ik ben eigenaar van een souvenirwinkel, [bedrijf 1] .

V: Op 6 mei 2023 hebben wij een controle verricht bij [bedrijf 1] Wie is verantwoordelijk voor de winkel? A: Voor de winkel ben ik verantwoordelijk.

V: Tijdens deze controle hebben wij een persoon werkend aangetroffen, genaamd [medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ). Staat deze persoon bij u op de loonlijst? Zo ja, hoe lang? A: Ja, sinds maart dit jaar.

V: Volgens de voor ons toegankelijke systemen bent u de kentekenhouder van een vervoermiddel, merk Volvo, voorzien van Nederlands kenteken [kenteken] . Klopt dat? A: Ja.

  1. Aanvullend proces-verbaal[13]

Dit proces-verbaal is een aanvulling op proces-verbaal 2023-0207-01066.

De overgrote meerderheid van de aangetroffen goederen waren verpakt in kleinhandelsverpakkingen. Op deze kleinhandelsverpakkingen stond aangegeven dat er voor consumptie gerede waterpijptabak in zat. Op een groot aantal van de kleinhandelsverpakkingen zaten bovendien buitenlandse accijnszegels.

Deze kleinhandelsverpakkingen betroffen goederen van waterpijptabaksmerken die ook als waterpijptabak bij de douane bekend zijn.

Voor alle bij [bedrijf 1] aangetroffen goederen geldt dat de tabak te consumeren was door de consument. Wij hebben ook geen meng- en/of bewerkingsapparatuur c.q. materiaal of hulmiddelen aangetroffen voor de bereiding van waterpijptabak.

De waterpijptabak is bovendien gevonden binnen de volgende context:

  • Wij zijn zeer ervaren op het gebied van accijnsgoederen en hebben een jarenlange specifieke ervaring inzake de controle van waterpijptabak (rooktabak). Wij zijn in staat een deskundig oordeel te geven over de bij [bedrijf 1] aangetroffen accijnsgoederen.
  • De activiteiten van [bedrijf 1] worden conform de inschrijving bij de KvK omschreven als: ‘Winkel in tabaksproducten, het verkopen van waterpijpen en bijbehorende materialen alsmede het verkopen van diverse souvenirs’.
  • Er was geen sprake van eigen fabricage van de waterpijptabak door [bedrijf 1] . Alle originele goederen zijn geproduceerd door bekende waterpijpfabrikanten.
  • De winkelmedewerker die ons namens [bedrijf 1] te woord stond op 6 mei 2023 heeft zelf aangegeven dat de aangetroffen goederen waterpijptabak betroffen en die ook als zodanig aan consumenten werden verkocht. Er is dus ook geen discussie geweest over het feit dat de aangetroffen goederen waterpijptabak betroffen.

Mede door de ingrediëntenlijst (tabac, glycerine, melasse, arome naturel), zoals te zien op onderstaande foto uit bijlage 10 van proces verbaal nummer 2022-0207-01452 (bevinding van 26 juli 2022) en zowel de waarschuwingsteksten als ‘SMOKING KILLS’ (vertaald uit google translate ‘roken is dodelijk’) die onder andere op de verpakkingen van Adalya, Al Fakher en Blue Horse stonden, hadden wij dan ook geen enkele twijfel dat de inhoud van deze verpakkingen geen waterpijptabak ofwel rooktabak betrof alsmede bedoeld in artikel 32 van de Wet op de Accijns.

Ter verduidelijking, alle overwegingen om niet te bemonsteren zoals in dit aanvullend proces verbaal zijn toegelicht, zijn ook van toepassing op de aangetroffen waterpijptabak als beschreven in proces verbaal nummer 2022-0207-0145, minus de motivering betreffende de Portugese accijnszegels.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Inleiding

Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat:

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in de zaak met parketnummer 81-153482-23 primair en het in de zaak met parketnummer 81-205082-23 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangetroffen waterpijptabak is aan te merken als “rooktabak” in de zin van de Wet op de accijns (hierna: WA) en dat voor die vaststelling geen laboratoriumonderzoek nodig is.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat de aangetroffen waterpijptabak op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden aangemerkt als “rooktabak”. Om tot die conclusie te komen is een deskundigenverslag nodig en dat ontbreekt in het dossier. Ook het aanvullend proces-verbaal van 17 juli 2025 kan niet worden gezien als zo’n deskundigenverslag. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van het voorhanden hebben van de in beslag genomen waterpijptabak of van feitelijke leidinggeven daaraan.

Juridisch kader

De eerste vraag die het hof moet beantwoorden is of de aangetroffen waterpijptabak is aan te merken als rooktabak in de zin van artikel 32 WA.

Relevante bepalingen Volgens artikel 29 WA wordt onder “tabaksproducten” verstaan: “tot verbruik bereide tabak in de vorm van sigaren, sigaretten en rooktabak”. Uit artikel 32 lid 1 WA volgt dat onder “rooktabak” wordt verstaan “niet als sigaren of sigaretten aan te merken voor roken geschikte tabak”. Uit lid 2 van artikel 32 volgt dat hieronder mede wordt verstaan: “producten die geheel of gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, doch overigens voldoen aan het bepaalde in het eerste lid”.

Voornoemde artikelen moeten worden geïnterpreteerd conform Richtlijn 2011/64/EU.[14] Daarin wordt in artikel 5 aanhef en onderdeel a de volgende definitie gegeven van het begrip rooktabak: “gesneden of op andere wijze versnipperde, gesponnen of tot flakes geperste tabak die geschikt is om zonder verdere industriële verwerking te worden gerookt”.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) heeft in het Eko-Tabak-arrest uitgelegd dat deze definitie, die volgens het Hof niet restrictief moet worden uitgelegd, aan het begrip rooktabak twee cumulatieve voorwaarden stelt:

Verder is in artikel 2 lid 2 van Richtlijn 2011/64/EU bepaald dat met rooktabak worden gelijkgesteld producten die geheel of gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, maar die aan de overige criteria van artikel 5 lid 1 Richtlijn 2011/64 voldoen.

Het HvJEU concludeerde in het Eko-Tabak arrest om die reden dat waterpijptabak die voor 24% uit tabak bestaat en verder uit stoffen als suikerstroop, glycerine, aromastoffen en conserveermiddel, eveneens moet worden aangemerkt als “rooktabak” in de zin van Richtlijn 2011/64/EU.[16]

Conclusie Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van “rooktabak” in de zin van de WA is dus vereist dat (1) de tabak gesneden of op andere wijze versnipperd, gesponnen, of tot flakes geperst is en (2) de tabak geschikt is om zonder verdere industriële verwerking te worden gerookt. Daarbij is het zo dat een mengsel van dergelijke tabak en andere stoffen in zijn geheel als “rooktabak” moet worden aangemerkt.

Anders dan de raadsman stelt, kan de vaststelling dat sprake is van rooktabak ook berusten op andere bewijsmiddelen dan een deskundigenverslag. Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat van (rook)tabak slechts sprake kan zijn indien is vastgesteld dat de tabak gecontroleerd is bevochtigd en sporen van glycerine bevat, berust die opvatting op een verkeerde lezing van het Eko-tabak arrest.

Rooktabak

Omstandigheden Ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten is door de verbalisanten gerelateerd dat:

Daarnaast is het zo dat op alle vier de locaties verpakkingen van grotendeels dezelfde merken zijn aangetroffen. Ook heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat verdachte wist dat er in de winkel ( [bedrijf 1] ) onveraccijnsde waterpijptabak werd verkocht. Verder heeft de Douane voorafgaand aan het tenlastegelegde meermaals proces-verbaal opgemaakt van het aantreffen van hoeveelheden tot 134,1 kilogram onveraccijnsde waterpijptabak bij verdachte.

Conclusie Het hof heeft geen reden om aan de bevindingen van de verbalisanten te twijfelen en komt op grond van die bevindingen tot het oordeel dat de in de tenlastelegging vermelde hoeveelheden waterpijptabak “rooktabak” in de zin van de WA betreffen. Het hof wordt gesterkt in dat oordeel, omdat tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven omstandigheden door de verdediging zelf ook niet is gesteld dat de aangetroffen goederen iets anders betreffen dan waterpijptabak en om die reden niet als “rooktabak” kunnen worden aangemerkt.

Omdat de aangetroffen goederen zijn aan te merken als rooktabak, hadden deze in de accijns moeten worden betrokken. Dat is niet gebeurd, gelet op het feit dat de verpakkingen niet waren voorzien van Nederlandse accijnszegels.

Opzettelijk voorhanden hebben

Vervolgens is de vraag of verdachte al dan niet samen met een ander of anderen die rooktabak opzettelijk voorhanden heeft gehad. In dat kader is van belang of verdachte wist dat het onveraccijnsde rooktabak betrof en dat die tabak zich in de machtssfeer van verdachte bevond.

Parketnummer 81-2050820-23 (feitencomplex 26 juli 2022) Ten aanzien van de op 26 juli 2022 in de opslagruimte van [bedrijf 2] in [plaats 1] aangetroffen tabak acht het hof relevant dat:

Parketnummer 81-153482-23 (feitencomplex 6 mei 2023) Met betrekking tot de op 6 mei 2023 in de winkel en de auto aangetroffen tabak acht het hof relevant dat:

Het hof acht voor de in de opslagruimte in [plaats 2] aangetroffen tabak relevant dat:

Conclusie Op grond van de hiervoor weergegeven omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat alleen verdachte zeggenschap had over opslagruimte [nummer] van [bedrijf 2] in [plaats 1] en dat hij wist dat daarin onveraccijnsde waterpijptabak was opgeslagen, temeer omdat hij die tabak uit het zicht van de autoriteiten heeft willen houden door na een eerdere soortgelijke vondst het huurcontract op naam van iemand anders uit zijn nabije omgeving heeft laten zetten. Daarmee acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (zelfstandig) plegen van het opzettelijk voorhanden hebben van 83 kilogram onveraccijnsde waterpijptabak.

Daarnaast acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk de in de winkel en auto aangetroffen hoeveelheden van 11 en 40 kilogram onveraccijnsde waterpijptabak voorhanden heeft gehad. [medeverdachte] stond tijdens de afwezigheid van verdachte in de winkel waar waterpijptabak werd verkocht en had de beschikking over het pasje van de verborgen ruimte en de autosleutels van verdachte. [medeverdachte] was op de hoogte van het feit dat er onveraccijnsde waterpijptabak werd verkocht. Verdachte heeft in zijn hoedanigheid van eigenaar van de winkel en de auto [medeverdachte] geïnstrueerd over onder meer prijs van de te verkopen waterpijptabak en over de verborgen ruimte. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] met een duidelijke taakverdeling en hebben beide verdachten een significante bijdrage geleverd aan de voltooiing van het delict.

Tot slot acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (zelfstandig) plegen van het opzettelijk voorhanden hebben van de hoeveelheid van 220 kilogram waterpijptabak in de opslagruimte in [plaats 2] . Die opslagruimte is – net als die in [plaats 1] het jaar ervoor – kort na een eerdere vondst van onveraccijnsde waterpijptabak op naam van een ander dan verdachte gehuurd. Het huurcontract is weliswaar op naam van [medeverdachte] gezet, maar [medeverdachte] kwam zelf niet in de opslagruimte en had daar ook geen toegang toe. Verdachte was degene die toegang tot de ruimte had. In zowel de opslagruimte in [plaats 1] als in die in [plaats 2] zijn bovendien ponypacks van hetzelfde type aangetroffen. De bij alle vier de gelegenheden aangetroffen waterpijptabak betrof steeds deels dezelfde merken.

Verklaring medeverdachte [medeverdachte] De raadsman heeft bepleit dat (1) de verklaringen van [medeverdachte] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd, omdat [medeverdachte] zich in zijn verhoor door de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen, (2) de verdediging daardoor het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen en (3) zonder de verklaringen van [medeverdachte] geen bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 81-153482-23 tenlastegelegde kan volgen.

Het hof verwerpt het verweer van de raadsman. Gelet op de overige bewijsmiddelen in het dossier zijn de verklaringen van [medeverdachte] niet als “sole and decisive” aan te merken. Het feit dat de verdediging het ondervragingsrecht ten aanzien van [medeverdachte] niet heeft kunnen uitoefenen, levert tegen die achtergrond geen schending van een eerlijk proces van de procedure in zijn geheel zoals bedoeld in artikel 6 EVRM op.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 81-153482-23 primair en in de zaak met parketnummer 81-205082-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

Zaak met parketnummer 81-153482-23:

Primair hij op of omstreeks 6 mei 2023 te [plaats 1] en /of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander en , althans alleen, meermalen, althans eenmaal, ( telkens ) opzettelijk (een) accijnsgoed ( eren ), te weten

  • (circa)11 kilogram(waterpijp)tabak en/of
  • (circa)40 kilogram(waterpijp)tabak en/of
  • (circa)220 kilogram(waterpijp)tabak, althans (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (waterpijp)tabak, voorhanden en/of in opslag heeft gehad, terwijl ( telkens ) die ( waterpijp ) tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing was betrokken;

Zaak met parketnummer 81-205082-23 (gevoegd): hij op of omstreeks 26 juli 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (een) accijnsgoed ( eren ) , te weten in totaal (circa) 83 kilogram ( waterpijp ) tabak, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (waterpijp)tabak, voorhanden en/of in opslag heeft gehad, terwijl die ( waterpijp ) tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing was betrokken.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 81-153482-23 primair bewezenverklaarde levert op: medeplegen van het opzettelijk een in artikel 5 Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden, meermalen gepleegd

en

het opzettelijk een in artikel 5 Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden.

Het in de zaak met parketnummer 81-205082-23 bewezenverklaarde levert op: het opzettelijk een in artikel 5 Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 81-153482-23 primair tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 81-205082-23 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich – in het geval van een bewezenverklaring – op het standpunt gesteld dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf disproportioneel is. Er wachten verdachte nog naheffingsaanslagen die hem financieel zwaar zullen treffen. Daarnaast is in soortgelijke zaken volstaan met een taakstraf al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft het hof verzocht daarmee te volstaan.

Oordeel van het hof

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Verdachte heeft op verschillende momenten en verschillende plaatsen in totaal ruim 350 kilogram onveraccijnsde waterpijptabak voorhanden gehad. Het handelen van verdachte heeft verschillende kwalijke gevolgen. Het illegaal voorhanden hebben van accijnsgoederen verstoort de reguliere markt voor tabakswaren en heeft een ontwrichtende werking op het systeem van economische ordening. Ten tweede worden door dit feit hoge bedragen aan accijns ontdoken. Daarbij komt dat aan bonafide bedrijven, die wel aan hun verplichtingen in het kader van de Wet op de accijns voldoen, oneerlijke concurrentie wordt aangedaan.

Het hof houdt bij de strafbepaling rekening met de hoogte van het benadelingsbedrag en de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. In de onderhavige zaak is aan de hand van de aangetroffen accijnsgoederen berekend dat het totale benadelingsbedrag € 71.108,- is. In de LOVS geldt als uitgangspunt dat bij een benadelingsbedrag tussen de € 70.000,- en € 125.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot negen maanden wordt opgelegd of een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf.

Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 augustus 2025 blijkt dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het bewezenverklaarde op 4 juli 2022 een strafbeschikking heeft opgelegd gekregen van 180 uren taakstraf voor onder meer soortgelijke feiten. Het hof weegt dat in strafverzwarende zin mee.

In beginsel acht het hof daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden.

Anders dan de raadsman ziet het hof geen ruimte voor een andere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt, vanwege de eerdere strafbeschikking van 4 juli 2022 en de omstandigheid dat verdachte op 26 juli 2022 wederom onveraccijnsde waterpijptabak voorhanden had en er vervolgens weer slechts tien maanden tussen de bewezen verklaarde feiten is verstreken. Bovendien heeft verdachte telkens op voorgaande vondsten gereageerd door zijn nieuwe voorraad onveraccijnsde waterpijptabak aan het zicht van de autoriteiten te onttrekken.

Over de redelijke termijn merkt het hof het volgende op. Verdachte is voor het eerst verhoord (in de zaak met parketnummer 81-205082-23) op 17 augustus 2022. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 13 januari 2025, zo’n 29 maanden later. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg overschreden met vijf maanden.

Het hof zal daarmee rekening houden en aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 81-153482-23 primair en in de zaak met parketnummer 81-205082-23 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 81-153482-23 primair en in de zaak met parketnummer 81-205082-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.

Aldus gewezen door mr. J. Corthals, voorzitter, mr. A.H. Garos en mr. G. Dam, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. R.W.P. Soons, griffier, en op 24 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. R.W.P. Soons is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 24 september 2025.

Tegenwoordig: mr. T. Bertens, voorzitter, mr. A. Lodder, advocaat-generaal, mr. J. Brink, griffier. De voorzitter doet de zaak uitroepen. De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. De voorzitter spreekt het arrest uit.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

De paginanummers waarnaar wordt verwezen betreffen digitale pagina’s van het proces-verbaal van de Douane, kantoor [plaats 1] , genummerd 2022-0207-01452 en ondertekend op 7 september 2022, en de daarbij behorende bijlagen (in totaal 76 pagina’s), tenzij anders vermeld.

Het proces-verbaal, p. 1-7.

Een schriftelijk bescheid, inhoudende een huurcontract tussen [bedrijf 2] en [naam] (bijlage 1), p. 11.

Een schriftelijk bescheid, inhoudende een bewijs van inname/overdracht goederen (bijlage 2), p. 13.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam] op 17 augustus 2022 (bijlage 7), p. 32-36.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam] op 17 augustus 2022 (bijlage 7), p. 38-44.

Het proces-verbaal van bevindingen, genummerd 2022-0207-01452A, ondertekend op 25 juli 2023, los opgenomen.

De paginanummers waarnaar wordt verwezen betreffen digitale pagina’s van het proces-verbaal van de Douane, kantoor [plaats 1] , genummerd 2023-0207-01066 en opgemaakt op 2 juni 2023, en de daarbij behorende bijlagen (in totaal 89 pagina’s), tenzij anders vermeld.

Het proces-verbaal, p. 1-12

Een schriftelijk bescheid, inhoudende een huurcontract tussen [bedrijf 3] en medeverdachte [medeverdachte] (bijlage 10), p. 72.

Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] op 6 mei 2023 (bijlage 5), p. 40-43.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 2 juni 2023 (bijlage 13), p. 80-87.

Het aanvullend proces-verbaal, genummerd 2023-0207-1066B, opgemaakt op 17 juli 2025, los opgenomen.

Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten.

HvJEU 16 september 2020, ECLI:EU:C:2020:710, par. 36.

HvJEU 16 september 2020, ECLI:EU:C:2020:710, par. 47.


Voetnoten

De paginanummers waarnaar wordt verwezen betreffen digitale pagina’s van het proces-verbaal van de Douane, kantoor [plaats 1] , genummerd 2022-0207-01452 en ondertekend op 7 september 2022, en de daarbij behorende bijlagen (in totaal 76 pagina’s), tenzij anders vermeld.

Een schriftelijk bescheid, inhoudende een huurcontract tussen [bedrijf 2] en [naam] (bijlage 1), p. 11.

Een schriftelijk bescheid, inhoudende een bewijs van inname/overdracht goederen (bijlage 2), p. 13.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam] op 17 augustus 2022 (bijlage 7), p. 32-36.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam] op 17 augustus 2022 (bijlage 7), p. 38-44.

Het proces-verbaal van bevindingen, genummerd 2022-0207-01452A, ondertekend op 25 juli 2023, los opgenomen.

De paginanummers waarnaar wordt verwezen betreffen digitale pagina’s van het proces-verbaal van de Douane, kantoor [plaats 1] , genummerd 2023-0207-01066 en opgemaakt op 2 juni 2023, en de daarbij behorende bijlagen (in totaal 89 pagina’s), tenzij anders vermeld.

Een schriftelijk bescheid, inhoudende een huurcontract tussen [bedrijf 3] en medeverdachte [medeverdachte] (bijlage 10), p. 72.

Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] op 6 mei 2023 (bijlage 5), p. 40-43.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 2 juni 2023 (bijlage 13), p. 80-87.

Het aanvullend proces-verbaal, genummerd 2023-0207-1066B, opgemaakt op 17 juli 2025, los opgenomen.

Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten.

HvJEU 16 september 2020, ECLI:EU:C:2020:710, par. 47.