ECLI:NL:GHARL:2025:5873 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 25 september 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
zaaknummer gerechtshof 200.351.147 zaaknummer rechtbank Gelderland 445119
beschikking van 25 september 2025
over de beëindiging van het gezag over [de minderjarige]
in de zaak van
[verzoekster] (de moeder), die woont in [woonplaats] ,advocaat: mr. B. Willemsen,
tegen
de raad voor de kinderbescherming (de raad), die is gevestigd in Arnhem.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende](de vader), die woont in [woonplaats] , [adres]
en
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland(de GI), die is gevestigd in Arnhem
en
[naam1](de pleegouders).
1 Samenvatting
De rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft bij beschikking van 4 februari 2025 (de bestreden beschikking) het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd. Het hof beslist dat dit niet zo moet blijven en legt hierna uit waarom.
2 De feiten
2.1. De moeder en de vader zijn de ouders van:[de minderjarige] , geboren op [datum] 2021 in [woonplaats] , over wie de ouders tot aan de bestreden beschikking samen het ouderlijk gezag hadden.
2.2. [de minderjarige] staat onder toezicht van de GI en is in juni 2021 met een machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegouders geplaatst. Die ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 27 juli 2025.
3 De procedure bij de rechtbank
3.1. De raad heeft de rechtbank verzocht het gezag van de moeder over [de minderjarige] te beëindigen.
3.2. De rechtbank heeft het verzoek van de raad toegewezen. Die beslissing is vastgelegd in de bestreden beschikking.
4 De procedure bij het hof
4.1. De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij verzoekt het hof om de beslissing van de rechtbank ongedaan te maken en opnieuw te beslissen dat het verzoek van de raad om het gezag van de moeder te beëindigen wordt afgewezen.
4.2. De raad heeft verweer gevoerd en wil dat de beslissing in stand blijft.
4.3. De vader is het wel eens met de beslissing van de rechtbank. Hij wil dat het hof die beslissing in stand laat.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.4. Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
4.5. De zitting bij het hof was op 7 augustus 2025. Aanwezig waren:
5 Het oordeel van het hof
Wat staat in de wet?
5.1. De rechtbank kan het gezag van een ouder beëindigen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij moet duidelijk zijn dat de ouder de verzorging en opvoeding niet binnen een aanvaardbare termijn weer zelf op zich kan nemen. De aanvaardbare termijn is de periode van onzekerheid, die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade in zijn ontwikkeling op te lopen. De rechtbank kan het gezag van een ouder ook beëindigen als de ouder het gezag misbruikt.
5.2. Het belang van het kind staat voorop. Een kind dat niet bij zijn (beide) ouders kan wonen heeft recht op zekerheid over waar het woont en blijft wonen.
De standpunten
5.3. De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte haar gezag over [de minderjarige] heeft beëindigd en daarbij heeft overwogen dat, nu terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder niet meer aan de orde is, het gezag van de moeder moet worden beëindigd. De moeder staat achter het plan dat zal worden toegewerkt naar een plaatsing van [de minderjarige] bij de vader. Zij heeft het volste vertrouwen dat dat goed zal gaan. Zij betreurt het echter dat zij nu niet meer samen met de vader afspraken kan maken over [de minderjarige] en ook niet meer betrokken wordt bij het nemen van beslissingen, zoals bijvoorbeeld het uitkiezen van een school voor [de minderjarige] . Zij heeft niet de kans gekregen om te laten zien dat dat goed zal verlopen. De moeder vindt dit in strijd met artikel 8 EVRM. Het steekt de moeder ook dat er steeds weer wordt teruggegrepen op haar problematische jeugd, waardoor zij op achterstand staat en dat de betrokken instanties niet meer met een open blik naar haar huidige situatie willen kijken.
5.4. De raad voert aan dat de rechtbank het gezag van de moeder op de juiste gronden heeft beëindigd. [de minderjarige] woont bij de pleegouders, maar hij weet dat hij binnenkort gaat wonen bij de vader, bij wie hij nu al in het weekend verblijft. Volgens de raad is het voor alle betrokkenen van belang dat er duidelijkheid komt over wie de belangrijke beslissingen voor [de minderjarige] gaat nemen, zonder dat er onrust ontstaat. Al geruime tijd is duidelijk dat [de minderjarige] niet meer bij de moeder zal gaan wonen De vraag is of de moeder, als zij samen met de vader het gezag over [de minderjarige] houdt, ook daadwerkelijk het gezag kan uitoefenen, omdat de moeder steeds niet in staat is geweest om aan haar persoonlijke problematiek te werken en zij onvoorspelbaar en onbetrouwbaar blijft door haar uitspraken.
5.5. De GI heeft verklaard dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de vader alleen het gezag over hem kan uitoefenen. De GI twijfelt eraan of de moeder en de vader gezamenlijk beslissingen kunnen nemen over [de minderjarige] . In het verleden is een patroon gezien, waarbij de vader, die een rustig karakter heeft, bij het nemen van beslissingen werd overruled door de moeder, waardoor er alsnog onrust ontstond, wat uiteindelijk niet goed is voor [de minderjarige] .
5.6. De vader is van mening dat de rechtbank de juiste beslissing over het gezag heeft genomen. Hij heeft verklaard dat het bij hem te veel onrust veroorzaakt als de moeder moet meebeslissen over [de minderjarige] . Het gaat de laatste tijd wel iets beter tussen de moeder en hem, maar hij is van mening dat de moeder nog in een proces zit, waarin zij moet werken aan zichzelf.
Hoe oordeelt het hof?
5.7. Uit de stukken en wat tijdens de zitting is gezegd is gebleken dat bij [de minderjarige] sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Tijdens de zwangerschap van [de minderjarige] was er sprake van geweld tussen de ouders. De moeder is kort na de geboorte van [de minderjarige] met hem in een moeder-kind-huis gaan wonen. Dit traject is niet succesvol verlopen, voornamelijk als gevolg van onverwerkte traumatische ervaringen van de moeder uit het verleden. [de minderjarige] is vervolgens onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst bij de pleegouders. Vast staat dat de moeder door haar verleden is getraumatiseerd. Tot voor kort is het haar niet gelukt om aan haar persoonlijke problematiek te werken en bleef zij onvoorspelbaar en onbetrouwbaar gedrag vertonen, wat belemmerend heeft gewerkt in de gezamenlijke gezagsuitoefening. Gebleken is echter ook dat de moeder is gestart met traumatherapie, waarbij zij al veel baat heeft. Omdat haar behandelaar de praktijk heeft gesloten is zij op zoek naar een andere therapeut zodat zij de behandeling kan voortzetten, waarvoor zij ook de noodzaak ziet. In de tussentijd krijgt zij begeleiding van [naam2] . De GI heeft tijdens de zitting bevestigd dat het beter gaat met de moeder, die haar emoties beter in bedwang kan houden.
5.8. Het hof is van oordeel dat de moeder nog een kans moet krijgen om te bewijzen dat zij in staat is om samen met de vader het gezag over [de minderjarige] uit te oefenen zonder dat zij onrust veroorzaakt in de onderlinge samenwerking. Het hof heeft daarbij gelet op de ontwikkelingen in haar persoonlijke functioneren, ook al zijn die nog pril. Ook houdt het hof er rekening mee dat de moeder nog erg jong was toen [de minderjarige] werd geboren. Inmiddels heeft zij een leeftijd bereikt die maakt dat zij beter in staat zal zijn op zichzelf te reflecteren en in het belang van [de minderjarige] te handelen. Verder is gebleken dat nog niet alles is geprobeerd om beide ouders het gezag te laten houden, zoals een ouderschapstraject. Dit knelt helemaal nu er binnenkort een wijziging komt in de woonsituatie van [de minderjarige] . De constatering dat de moeder de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] niet binnen een aanvaardbare termijn weer zelf op zich kan nemen, is op zichzelf onvoldoende om haar het gezag te ontnemen. De moeder heeft in dat verband verklaard dat zij het wel zou willen dat [de minderjarige] in haar gezin zou kunnen opgroeien, maar dat zij erin berust en het goed vindt dat [de minderjarige] bij de vader zal opgroeien. Daarnaast is niet gebleken dat de moeder in het verleden op enige wijze een gezagsbeslissing heeft gefrustreerd. Het hof ziet wel dat de situatie kwetsbaar is. De moeder volgt nog steeds behandeling voor de verwerking van haar trauma’s, waarbij het onzeker is of de door haar getoonde positieve wending zal doorzetten. Ook de situatie van de vader is kwetsbaar. Hij heeft onlangs zijn eigen woning betrokken, waarin [de minderjarige] , na een gewenningsperiode, volledig bij hem zal wonen en door hem zal worden verzorgd en opgevoed. Die nieuwe situatie mag door het gezamenlijk gezag niet in gevaar komen. De vader moet in staat zijn om voor [de minderjarige] te blijven zorgen. Het hof acht het daarom in het belang van [de minderjarige] dat de ouders, om hun communicatie verder te verbeteren, een ouderschapstraject gaan volgen, waarbij toezicht van een derde gewenst zal kunnen zijn. Het hof vertrouwt erop dat de GI daarin in het kader van de ondertoezichtstelling een rol kan spelen ter ondersteuning van de vader en dat de advocaat van de moeder, mr. Willemsen, zoals zij tijdens de zitting heeft toegezegd, daarin de moeder zo nodig kan bijstaan. Op grond van al het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als hierna volgt.
6 De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 4 februari 2025 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de moeder alsnog af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en H. Phaff, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025.