ECLI:NL:GHARL:2025:5305 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 28 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.342.275/01 en 200.342.277/01 (zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 218319 en 224481)
beschikking van 28 augustus 2025
inzake
[verzoekster](de moeder), wonende te [woonplaats1] , verzoekster in het principaal hoger beroep, verweerster in het incidenteel hoger beroep, advocaat: mr. M. Schuring te Groningen,
en
[verweerder](de vader), wonende te [woonplaats2] , verweerder in het principaal hoger beroep, verzoeker in het incidenteel hoger beroep, advocaat: mr. P.W. Huitema te Groningen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend: de raad voor de kinderbescherming(de raad), regio Noord Nederland, locatie Groningen.
Als informant is aangemerkt:Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen(de GI),kantoorhoudende te Groningen.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 21 december 2022, 16 oktober 2023 en 28 maart 2024, uitgesproken onder voormelde zaaknummers. De laatste beschikking betreft de bestreden beschikking.
2 Het geding in hoger beroep
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 6 juni 2024;
-
een brief namens de moeder van 4 juli 2024 met bijlage(n);
-
een brief namens de moeder van 17 juli 2024 met bijlage(n);
-
een brief namens de moeder van 25 juli 2024 met bijlage(n);
-
het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
-
een journaalbericht namens de vader van 14 november 2024 met bijlage(n);
-
het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
-
een journaalbericht namens de vader van 13 februari 2025 met bijlage(n);
-
een journaalbericht namens de vader van 14 februari 2025 met bijlage(n);
-
twee journaalberichten namens de vader van 24 februari 2025 met bijlage(n);
-
twee journaalberichten namens de vader van 17 juni 2025 met bijlage(n);
-
twee journaalberichten namens de moeder van 19 juni 2025 met bijlage(n);
-
een journaalbericht namens de moeder van 23 juni 2025 met bijlage(n); - een journaalbericht namens de vader van 30 juni 2025 met bijlage(n); - een journaalbericht namens de moeder van 30 juni 2025 met bijlage(n).
2.2. De mondelinge behandeling heeft op 2 juli 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren de ouders, bijgestaan door hun advocaten, een medewerker van de raad en twee medewerkers van de GI.
3 De feiten
3.1. Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:- [de minderjarige1] , geboren [in] 2017;- [de minderjarige2] , geboren [in] 2020.
3.2. De relatie van partijen is geëindigd op 13 september 2022.
3.3. Bij beschikking van 19 april 2023 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd.
4 De omvang van het geschil
4.1. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de volgende definitieve zorgregeling vastgesteld:
o de éénwekelijkse vakanties zullen bij helfte worden verdeeld waarbij in de oneven jaren in het eerste deel de kinderen bij de vader zijn en het tweede deel bij de moeder, in de even jaren zal dat andersom zijn. Het wisselmoment zal zijn op woensdag om 9.30 uur op de parkeerplaats van het gemeentehuis in [woonplaats2] ; o in de tweewekelijkse vakanties loopt de zorgregeling door; o in de zomervakantie zijn de kinderen in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en het tweede deel bij de moeder. In de even jaren zal dat andersom zijn. Het wisselmoment zal zijn op zaterdag om 9.30 uur op de parkeerplaats van het gemeentehuis in [woonplaats2] ;
- Op feestdagen zijn de kinderen bij de ouder bij wie zij die week verblijven. Een uitzondering hierop zijn de kerstdagen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn in de even jaren op eerste kerstdag bij de vader en op tweede kerstdag bij de moeder. In de oneven
jaren zijn zij op eerste kerstdag bij de moeder en op tweede kerstdag bij de vader.
De verzoeken van de ouders over het gezag en de hoofverblijfplaats zijn afgewezen. Verder heeft de rechtbank beslist dat de moeder de paspoorten van de kinderen in beheer houdt en dat zij deze voor een vakantie van de vader en de kinderen die langer dan een week duurt aan de vader dient af te geven.
4.2. De moeder is met zeven grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op het gezag, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. De moeder verzoekt het hof om (I) de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat (II) de moeder wordt belast met het eenhoofdig gezag, (III) de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de moeder op haar huidige adres, (IV) een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader zullen verblijven, alsmede de helft van de vakanties, met een vakantie- en feestdagenregeling, zoals omschreven in de bestreden beschikking, (V) een en ander voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
4.3. De vader voert verweer en is op zijn beurt met vier grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. Grief I ziet op het gezag. De grieven II, III en IV zien op de zorg- en vakantieregeling. De vader verzoekt het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, met inachtneming van de incidentele grieven de (gewijzigde) verzoeken van de vader alsnog toe te wijzen luidende:
De vader verzoekt het hof verder om de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
4.4. De moeder voert in het incidenteel beroep verweer en zij verzoekt het hof de eerste grief in incidenteel appel van de vader af te wijzen.
5 De motivering van de beslissing
Inleiding
5.1. Vaststaat dat de vader op 13 september 2022 de moeder in het bijzijn van de kinderen heeft mishandeld. Van deze mishandeling zijn beeldopnames beschikbaar die deel uitmaken van het dossier. Meteen na dit voorval is de relatie tussen partijen beëindigd. De vader heeft in voorarrest gezeten, heeft een contact- en locatieverbod gekregen en is uiteindelijk strafrechtelijk veroordeeld door de politierechter. De moeder stelt dat de vader haar vaker heeft mishandeld en dat er veel verbale ruzies zijn geweest waarbij er gedreigd en gekleineerd werd door de vader. De vader heeft die stelling weersproken. Wel liepen volgens de vader de spanningen op en reageren partijen heftig op elkaar.
5.2. De moeder heeft de laatste jaren van de relatie niet gewerkt en onder meer voor de kinderen gezorgd. De vader werkte, maar kon naast zijn werk vaak thuis zijn. Aanvankelijk heeft de vader na het uiteengaan van de ouders begeleide omgang gehad met de kinderen. De vader heeft al snel aangegeven toe te willen werken naar een co-ouderschapregeling, waarbij de zorg tussen de ouders bij helfte zou worden verdeeld. Voor [naam1] was tenminste een 30/70-verdeling van de zorgtaken noodzakelijk om te kunnen starten met ouderschapsdiagnostiek bij beide ouders, waarbij de kinderen 30% van de tijd bij de vader zouden verblijven. Deze regeling is dan ook voorlopig vastgesteld in de beschikking van de rechtbank van 16 oktober 2023, in afwachting van de eindrapportage van [naam1] . In de bestreden eindbeschikking is de zorgregeling uitgebreid naar een 50/50-verdeling (parallel ouderschap).
5.3. De vader wil het gezamenlijk ouderlijk gezag behouden en de co-ouderschapsregeling handhaven. Volgens de vader zijn de ouders in staat om onderling te communiceren. Wel is het zaak om te regelen dat, zoveel als mogelijk is, parallel ouderschap wordt toegepast om ervoor te zorgen dat de ouders elkaar zo min mogelijk ontmoeten. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben twee ouders en hebben er recht op om met hun beide ouders op te groeien. De moeder heeft niet onderbouwd waarom zij recht zou hebben op een langere omgang met de kinderen dan de vader. De afgelopen maanden hebben bewezen dat de zorgregeling goed uitpakt en duidelijk en fijn is voor de kinderen.
5.4. De moeder wil alleen het ouderlijk gezag uitoefenen en naar een weekendzorgregeling. Zodra de ouders communiceren gaat het mis. Ieder contact ontaardt in strijd. Bovendien lijkt de rechtbank uit het oog te hebben verloren dat er huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, waar de kinderen de dupe van zijn. Na het voorval heeft de vader bewezen dat hij ook het dreigen met geweld niet schuwt. Hij geeft echter aan geen problemen te ervaren en het niet nodig te vinden hieraan te werken, aldus de moeder. Van haar kan niet worden verlangd dat zij met deze vader het gezag deelt. Ten tijde van de relatie heeft de moeder vrijwel uitsluitend de zorg gehad voor de kinderen. Ook kinderen die een omgangsregeling hebben met een 70/30-verdeling kunnen een band opbouwen met de andere ouder. De moeder en de kinderen komen met de huidige regeling niet toe aan herstel en traumabehandeling.
5.5. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven dat de ouders ver uit elkaar staan en dat hun relatie toxisch is. Beiden zijn dader en slachtoffer. Aanvankelijk is toegewerkt naar een 30/70-regeling omdat dit nodig was in verband met de observaties die horen bij de ouderschapsbeoordeling. Een inperking van de huidige zorgregeling van 50/50 is naar het oordeel van de raad niet in het belang van de kinderen. Omdat de ouders een co-ouderschapsregeling hebben, moeten ze het ouderlijk gezag delen. Op die manier kan de GI ook beide ouders aansturen. Ook de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven dat de huidige zorgregeling kan worden gehandhaafd. Er zijn bij beide ouders geen grote zorgen. Wel hebben de ouders verschillende opvoedstijlen.
Huiselijk geweld
5.6. Op 1 maart 2016 is voor Nederland in werking getreden het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (hierna: Verdrag van Istanbul). Dit is een mensenrechtenverdrag waarin aan de overheid verplichtingen worden opgelegd om geweld tegen vrouwen te voorkomen en te bestrijden, en waarin aandacht wordt besteed aan de maatregelen die nodig zijn voor de opvang en bescherming van slachtoffers van geweld tegen vrouwen en van huiselijk geweld. Kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld, zijn ook slachtoffer van huiselijk geweld.
Verdragspartijen moeten wetgevende of andere maatregelen nemen om te waarborgen dat bij de vaststelling van de voogdij en omgangsregeling voor kinderen rekening wordt gehouden met gevallen van geweld die vallen onder de reikwijdte van het Verdrag (artikel 31 van het Verdrag van Istanbul). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft duidelijke richtlijnen gegeven voor situaties van huiselijk geweld en drie noodzakelijke stappen voorgeschreven: onmiddellijke actie, adequate inschatting van de risico’s (ook voor de kinderen) en het op basis van die inschatting nemen van adequate en proportionele maatregelen.
5.7. In de Nederlandse wetgeving op het gebied van gezag en omgang wordt niet expliciet genoemd dat geweld tegen vrouwen/mannen of huiselijk geweld een factor is waarmee de rechter rekening houdt bij het nemen van zijn beslissing, maar vanzelfsprekend is dat de Nederlandse rechter dat wel (expliciet) moet doen; de veiligheid van de ouder en het kind zal centraal moeten staan bij de vraag welke gezagsbeslissing en/of zorg- of omgangsregeling in het belang van het kind is. Voor het hof betekent dit dat er bij de beslissingen in deze zaak rekening mee zal moeten worden gehouden dat de rechten en de veiligheid van de moeder, [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gewaarborgd zijn.
5.8. Uit het einddossier van politie betreffende de vader komen de navolgende gegevens naar voren:
-
op 9 maart 2020 heeft een voormalige buurman van de ouders bij politie melding gemaakt van een voorval waarbij de moeder hoogzwanger met haar kind op de grond lag en de vader boven hen stond. Naar aanleiding hiervan is een aantal partijen gehoord over het gedrag van de vader. Uit deze verklaringen komt onder meer een beeld naar voren van een verbaal agressieve man, die niet luistert en alleen zijn zin wil doordrijven;- op 14 juni 2020 is de vader aangehouden voor mishandeling van zijn onderbuurman. Tijdens zijn aanhouding wilde de vader niet meewerken. - op 16 juni 2020 is politie gebeld wegens ruzie van de vader met de buren, die volgens de vader camera’s gingen ophangen. Als politie niet zou optreden, zou de vader dat zelf doen. De verbalisant heeft gerapporteerd dat de vader een licht ontvlambaar type is en denkt dat alles op zijn manier moet.
-
op 30 juni 2020 was politie weer ter plaatse. De verbalisant omschrijft de vader als een intimiderende man die vrij snel boos wordt;- op 7 oktober 2020 heeft een voormalige partner van de vader melding gedaan van stalking door de vader. Volgens haar viel de vader haar telefonisch, persoonlijk, via mail en op haar werk lastig en werd ook de man van meldster lastiggevallen door de vader;- op 11 februari 2021 is door politie een melding gedaan aan Veilig Thuis. Het vermoeden bestond, naar aanleiding van een aangifte, dat er huiselijk geweld plaatsvond op het adres van de vader. De aangever betrof wederom de bovenbuurman. Uit de tekst van de zorgmelding: De heer [verweerder] is een grote man die geen tegenspraak duldt, ook niet van de politie.
De heer [verweerder] wilt graag meteen geholpen als het hem uitkomt. Zodra dit niet het geval is, begint hij kwaad te worden en te schreeuwen. Hij staat voornamelijk op zenden in een gesprek. Als de politie aan de deur is, doet [verweerder] de deur open en laat [verzoekster] zich niet zien. De politie heeft geen meldingen gehad over huiselijk geweld, maar maakt zich enorm zorgen over het welzijn van de kinderen en moeder; - de op 16 september 2022 door politie verhoorde vriend van de vader, die hem al 25 jaar kent, heeft onder meer verklaard dat de vader altijd het laatste woord moet hebben, dat vader denkt dat hij boven de wet staat, dingen uit kan lokken en doorgaat. De vader was volgens deze getuige veel van huis, is een goede vader voor de kinderen en houdt veel van hen, maar als hij wel bij de kinderen was, moesten deze het soms ontgelden, absoluut niet fysiek maar met opmerkingen.
5.9. Ook in het bij het hof overgelegde dossier zijn aanwijzingen van gedrag van de vader dat zorgelijk is, waaronder het volgende:- uit het rapport van de raad van 10 maart 2023 blijkt dat de casemanagers van de gemeente Midden-Groningen hebben aangegeven dat er zorgen zijn over het functioneren van de vader. Zijn emoties kunnen hoog oplopen, waarbij hij zich dreigend uit. De vader is dwingend in contact, wat door meerdere hulpverleningspartijen (VT, [naam2] en het sociaal team) is ervaren. De eigenaar van het [naam2] heeft bij de raad aangegeven dat de vader zich intimiderend en provocerend opstelt en zich in de communicatie onbeheerst toont. De manier waarop de vader zich in de samenwerking opstelt leidt tot een hoog risico op een escalatie. - uit de notulen van het beschermtafelgesprek van 29 november 2022 blijkt dat Veilig Thuis vanuit de politie het signaal heeft gekregen dat een gezinsdrama zou kunnen plaatvinden;- op 24 mei 2023 heeft de vader eenzijdig besloten de kinderen bij zich te houden zonder toestemming van de moeder en de instanties. De moeder heeft politie gebeld. Het netwerk van de vader was aanwezig toen politie bij de vader langsging. De vader bleef ook na aanwijzingen vanuit de GI zijn eigen plan trekken en besliste zelf wanneer hij de kinderen terugbracht.- in juni 2023 ontdekte de moeder een door de vader op internet geplaatste foto van haar met daarbij de tekst #borderline;- op 2 juni 2023 heeft het [naam2] besloten om niet meer actief te willen zijn vanwege grensoverschrijdend gedrag van de vader en zijn netwerk. In een brief van 8 juni 2023 heeft de GI te kennen gegeven dit te herkennen en benadrukt dat de regie over de omgangsregeling niet bij de GI kan liggen omdat met name de vader deze regie niet accepteert en niet gaat accepteren. Daarbij zijn vader en zijn netwerk richting de GI heel dringend, en worden er veel mails gestuurd met aankondigingen van het indienen van aansprakelijkheidsstellingen, klachten en aangiftes van smaad en laster; - op 5 augustus 2023 heeft de vader de kinderen tegen de afspraken in vijf weken bij zich gehouden en voorwaarden gesteld waaronder hij het gesprek wilde aangaan. De kinderrechter noemt dit op de zitting van 5 september 2023 eigenrichting en de raad geeft aan gedacht te hebben aan schorsing van het gezag van de vader;- op 1 december 2023 gaf de vader aan dat de kinderen niet terug zouden gaan naar de moeder omdat hij hen in bescherming wilde nemen tegen haar onvoorspelbare gedrag;- op 28 december 2023 vond een handgemeen tussen de ouders plaats, in het bijzin van de kinderen. Volgens de vader wilde hij alleen maar wegkomen en was de moeder agressief. Volgens de moeder heeft de vader haar bij de keel gegrepen. De moeder is vanwege dit voorval per 1 februari 2024 naar de Locatie [naam3] verhuisd;- na het weekend van 28 december 2023 heeft de vader de kinderen niet teruggebracht, maar bij zich gehouden tot 12 januari 2024;- uit het gezinsplan van de GI van 30 mei 2023, pagina 8 en 9 blijkt: De vader en zijn netwerk benoemen de invloed van eigen gedrag minimaal en leggen de schuld bij de hulpverlening, het rechtssysteem, de moeder en omgevingsfactoren. Het valt op dat de vader in het contact een dwingend patroon laat zien waarin het niet lukt om te reflecteren op eigen handelen. De vader en zijn netwerk gaan onverwachts bij instanties langs om verhaal te halen waarbij zij rectificatie afdwingen of de instantie aan hun kant proberen te krijgen. Zowel de vader als zijn netwerk gaan het conflict aan en hebben in hun communicatiepatroon het laatste woord. Bij weerwoord wordt er met regelmaat gedreigd met juridische procedures.
5.10. Wat betreft de moeder zijn er geen signalen van huiselijk geweld vanuit haar. Wel blijkt uit alle rapportages dat zij wisselend is geweest in haar standpunt over de gewenste zorgregeling, dat zij de kinderen mogelijk (emotioneel) belast met uitspraken ten aanzien van de vader, dat zij een ambivalente houding heeft tegenover hulpverlening en dat [naam1] de moeder onnavolgbaar vond in haar handelen. De moeder zocht het contact met [naam1] actief op als het ging over de dreiging die ze ervaarde vanuit de vader. Ze gebruikte hierin regelmatig termen als intieme terreur, stalking en familiedrama. De moeder ging op andere momenten echter een gesprek met de vader aan, ondernam samen met de vader activiteiten en bracht de kinderen bij de vader onder. Klaarblijkelijk was de vader op dat moment geen gevaar meer, aldus [naam1] .
5.11. Het hof stelt vast dat ouders na de breuk in de relatie naar gezamenlijke hulpverlening zijn verwezen (systeemgesprekken bij ICM van Veilig Thuis, systeemgesprekken bij [naam4] ) en dat daarbij niet zozeer is ingezet op sturing en begrenzing van het schadelijke gedrag van de vader. Gaandeweg is in de procedure ingezet op co-ouderschap en gedeeld ouderlijk gezag, zonder dat expliciet acht is geslagen op het huiselijk geweld. De moeder heeft in een vroeg stadium aangegeven weinig erkenning te voelen voor het geweld dat heeft plaatsgevonden en angst te hebben voor hoe de vader zich in de toekomst zal gedragen.
Er is aanvankelijk geen onderzoek gedaan naar de veiligheid van de moeder en de kinderen en er is tot 2025 geen risicotaxatie uitgevoerd. Uit het adviesrapport van de raad van 10 maart 2023 blijkt dat de risicotaxatie dan nog niet is ingevuld. In het gezinsplan van de GI van 30 mei 2023 wordt geopperd om de MASIC af te nemen (een gevalideerde tool om partnergeweld te beoordelen), maar dit is niet gebeurd. Pas in het kader van het traject [naam5] , gestart op 20 januari 2025 en geëindigd op 20 mei 2025, is een ARIJ veiligheidschecklist ingevuld. De uitkomst van de veiligheidstaxatie geeft aan dat er acute kindonveiligheid is (acute dreiging van fysieke mishandeling van het kind en acute dreiging van ernstig huiselijk geweld waarbij een kind aanwezig is). De uitkomst van de risicotaxatie geeft aan dat het risico op toekomstig kindonveiligheid groot is (8 dynamische risicofactoren en 3 statische risicofactoren). Vrijwel direct na het voorval van 13 september 2022 is, zonder dat de door het Europees Hof voorgeschreven stappen zijn gevolgd, niet alleen ingezet op systeemgesprekken, maar ook op omgang tussen de vader en de kinderen en een spoedige uitbreiding daarvan. Op veel plaatsen in de rapportages wordt het huiselijk geweld van de vader richting de moeder en de kinderen niet expliciet omschreven, maar wordt bijvoorbeeld gesproken over ‘huiselijk geweld tussen ouders’, ‘strijd als ex-partners’ of wordt aangegeven dat moet worden ingezet op het verbeteren van de onderlinge communicatie. Daarnaast wordt in de rapportage van de raad vermeld dat de moeder door haar passieve houding (mogelijk onbewust) mede heeft bijgedragen aan het in stand houden van een onveilige situatie voor de kinderen, zij zichzelf in de slachtofferrol zet en overeenkomstig handelt, en dat zij voortdurend behoefte heeft aan erkenning. De raad vindt het nodig dat de moeder start met individuele, gespecialiseerde hulpverlening, gericht op onder andere de angsten die de moeder ervaart richting de vader. Op de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 5 maart 2024 en de mondelinge behandeling bij het hof heeft de raad aangegeven dat sprake is van een toxische relatie en dat beide ouders dader en slachtoffer zijn. Het hof is van oordeel dat de wijze waarop de hulpverlening is vormgegeven onvoldoende recht doet aan de bescherming waarop de moeder en de kinderen op grond van voornoemde verdragen aanspraak kunnen maken en dat daarmee ook in de bestreden beschikking onvoldoende rekening is gehouden. Het hof komt daarom tot een ander oordeel dan de rechtbank wat betreft het gezag en de omgang.
Gezag
5.12. Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien: a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.13. Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, dan wel wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De ouders zijn niet in staat om constructief met elkaar te communiceren, en er is wantrouwen en een scheve machtsbalans tussen de ouders. Met betrekking tot veel beslissingen en keuzes in het verleden stonden de ouders lijnrecht tegenover elkaar. De kinderen hebben veel te verduren gekregen en hebben nu baat bij emotionele veiligheid. Daaronder valt ook dat het voor de kinderen duidelijk is wie over hen de belangrijke beslissingen mag nemen. Gelet op het feit dat de moeder de laatste jaren van de relatie fulltime voor de kinderen heeft gezorgd, de voorgeschiedenis van dit gezin en de hiervoor geschetste omstandigheden en juridische kaders, is het in het belang van de kinderen dat de moeder met het gezag wordt belast. Dit betekent dat het verzoek van de moeder om te bepalen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij haar zal zijn niet hoeft te worden beoordeeld. Het eenhoofdig gezag van de moeder brengt immers mee dat de kinderen de woonplaats van de moeder volgen en dat de moeder de kinderen op haar adres kan inschrijven. Het hof kan dus ook niet bepalen dat de moeder, zodra zij Wender verlaat, weer in Wildervank moet gaan wonen, zoals de rechtbank in haar overwegingen heeft bepaald. De moeder heeft aangegeven haar leven te willen opbouwen in [woonplaats1] , waar het gezin in het verleden lange tijd heeft gewoond. Dat recht kan haar niet worden ontzegd.
Omgang
5.14. De moeder heeft verzocht een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen eenmaal per 14 dagen van vrijdagnamiddag tot zondagavond bij de vader zullen verblijven, alsmede de helft van de vakanties, met een vakantie- en feestdagenregeling, zoals omschreven in de beschikking van 28 maart 2024. De vader wil de huidige regeling handhaven, en heeft voorstellen gedaan voor de vakanties.
5.15. Omdat het hof het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigt, zal in het hierna volgende worden gesproken over de ‘omgangsregeling’. Het hof is van oordeel dat de huidige regeling, waarbij de kinderen evenveel tijd bij elk van de ouders doorbrengen, niet in het belang van de kinderen is, geen recht doet aan de situatie waaruit de moeder en de kinderen zijn gekomen en het risico op escalaties, dat volgens de raad nog steeds aanwezig is, vergroot. De kinderen hebben veel meegekregen, vertonen klachtgedrag en hebben behandeling nodig. De moeder ondervindt spanning en stress als gevolg van de gedragingen en houding van de vader, haar huidige woonsituatie, haar financiële uitzichtloosheid en de onduidelijkheid over haar toekomstige woonplek en de school voor de kinderen. De moeder en de kinderen hebben nu recht op stabiliteit in hun gezin. Dat recht kan in dit geval alleen worden gewaarborgd wanneer de kinderen één vaste woonplek en één dagelijkse opvoeder hebben, waarbij zij eenmaal per 14 dagen een weekend bij de vader zullen verblijven van vrijdag uit school tot zondagavond 19.00 uur. Het hof zal de vakantieregeling uit de bestreden beschikking in stand laten omdat de moeder gemotiveerd heeft aangegeven waarom deze regeling goed aansluit bij de behoefte van de kinderen.
5.16. Het hof zal niet bepalen dat de moeder ingeval van vakanties die langer duren dan vijf dagen de paspoorten aan de vader dient af te geven, zoals de vader heeft verzocht. De moeder heeft toegezegd de paspoorten te zullen afgeven als dit voor de bestemming noodzakelijk is, en zij heeft ook niet gegriefd tegen de beslissing van de rechtbank dat zij de paspoorten moet afgeven bij een vakantie die langer duurt dan een week. Bovendien is de vader al in het bezit van ID-kaarten van de kinderen.
6 De slotsom
6.1. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen vernietigen wat betreft het gezag en de zorgregeling, en beslissen als hierna is vermeld.
6.2. Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.
7 De beslissing
Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 28 maart 2024, wat betreft het gezag en de reguliere omgangsregeling, en (in zoverre) opnieuw beschikkende: beëindigt het gezamenlijk gezag over [de minderjarige1] , geboren [in] 2017 en [de minderjarige2] , geboren [in] 2020, en bepaalt dat het gezag voortaan aan de moeder toekomt;
bepaalt dat de kinderen eenmaal per 14 dagen een weekend bij de vader zullen verblijven van vrijdag uit school tot zondagavond 19.00 uur;
bekrachtigt de beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, C. Koopman en B.J. Voerman, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 28 augustus 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
EHRM 15 juni 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0615JUD006290315 (Kurt/Oostenrijk)