ECLI:NL:GHARL:2025:5287 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 28 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.721 (zaaknummer rechtbank Gelderland 436549)
beschikking van 28 augustus 2025
inzake
[verzoekster] , wonende te [woonplaats1] ,verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder, advocaat: mr. A. van Oosten,
en
[de vader] , wonende te [woonplaats1] , verder te noemen: de vader.
1 De procedure in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 26 augustus 2024 en 23 januari 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2 De procedure in hoger beroep
2.1 Bij het hof is op 3 februari 2025 het beroepschrift met producties binnengekomen.
2.2 [de minderjarige] is uitgenodigd om op 23 juni 2025 met een raadsheer van het hof te praten. [de minderjarige] is ook gekomen, maar omdat zij erg overstuur was is het niet tot een inhoudelijk gesprek gekomen.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 26 juni 2025 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De vader was, zonder advocaat, ook aanwezig. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) was niemand aanwezig.
3 De feiten
3.1 Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2015 te [woonplaats1] , over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2 De ouders hebben met elkaar afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Deze afspraken zijn neergelegd in een ouderschapsplan. Hierin is onder meer opgenomen dat per 11 mei 2020 als omgangsregeling geldt dat [de minderjarige] om het weekend van vrijdagavond na het eten tot zondagavond na het eten bij de vader verblijft.
3.3 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Gelderland op 24 mei 2024, heeft de moeder verzocht het gezamenlijk ouderlijk gezag tussen partijen te beëindigen en de moeder alleen met de uitoefening van het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te belasten, met - voor zover nodig en mogelijk - de bepaling van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder.
3.4 Op 13 augustus 2024 heeft de mondelinge behandeling bij de rechtbank Gelderland plaatsgevonden. Er zijn twee processen-verbaal opgemaakt van de zitting met die datum, een proces-verbaal van de zitting en een proces-verbaal doorverwijzing Uniform Hulpaanbod.
3.5 Bij beschikking van 26 augustus 2024 heeft de rechtbank Gelderland:
-
het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag afgewezen;
-
iedere verdere beslissing aangehouden tot 21 januari 2025 pro forma in afwachting van de rapportage van de zorgaanbieder over het verloop en de resultaten van het hulpverleningstraject;
-
partijen in de gelegenheid gesteld om bij een positief resultaat uiterlijk binnen twee
weken na ontvangst van de rapportage te reageren op deze rapportage en daarbij aan te geven of zonder nieuwe mondelinge behandeling een beschikking kan worden gewezen;
- bij een niet geheel positief resultaat de vervolgstap in deze procedure te bepalen
zoals overwogen in 6.10.
3.6 Uit het e-mailbericht van [naam1] van 24 december 2024 aan de rechtbank Gelderland is gebleken dat de hulpverlening aan de ouders niet is gestart. Beide ouders hebben een individueel intakegesprek gehad op 25 oktober 2024. De vader heeft in dat gesprek aangegeven geen meerwaarde te zien in hulpverlening om de communicatie met de moeder te verbeteren, omdat ‘ieder vertrouwen ontbreekt’.
3.7 Bij beschikking van 23 januari 2025 heeft de rechtbank Gelderland het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar te bepalen afgewezen.
4 De omvang van het geschil
4.1 De moeder is met een grief in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 26 augustus 2024 en 23 januari 2025. De moeder verzoekt de deelbeschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, 26 augustus 2024, te vernietigen en voor zover nodig de eindbeschikking van de rechtbank van 23 januari 2025 te vernietigen. Zij wil dat het hof alsnog haar verzoek toewijst om het gezamenlijk gezag van partijen over [de minderjarige] te beëindigen en te bepalen dat de moeder in het vervolg alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] zal zijn belast.
4.2 De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld wat hij van het verzoek van de moeder in beroep vindt.
5 De motivering van de beslissing
Ontvankelijkheid
5.1 Het hof dient allereerst te beoordelen of de moeder tijdig hoger beroep heeft ingesteld.
5.2 Artikel 806 lid 1, aanhef en onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat met betrekking tot de rechtspleging in zaken betreffende het personen- en familierecht, niet zijnde scheidingszaken, van een beschikking binnen drie maanden na de dag van de uitspraak van die beschikking hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en door degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt.
5.3 Uit de rechtspraak van de Hoge Raad komt naar voren dat de termijn voor het instellen van hoger beroep begint te lopen op de dag nadat de beschikking is uitgesproken. Termijnoverschrijding leidt tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Daarbij geldt een uitzondering voor gevallen waarin die termijnoverschrijding het gevolg is van een apparaatsfout. Dat wil zeggen: een fout van de griffie van het kantongerecht of de rechtbank waardoor degene die hoger beroep instelt niet tijdig wist en ook niet kon weten dat de rechter uitspraak had gedaan. Niet-ontvankelijkverklaring moet in zo'n geval achterwege blijven wanneer het hoger beroep is ingesteld binnen een redelijke termijn. In een zodanig geval moet de beroepstermijn verlengd worden met een termijn van veertien dagen - of een zoveel kortere termijn als overeenstemt met de wettelijke beroepstermijn - na de dag van verstrekking of verzending van de beschikking.
5.4 De moeder stelt dat sprake is van een apparaatsfout omdat de rechtbank de beschikking van 26 augustus 2024 niet aan haar advocaat bekend heeft gemaakt. Uit de beschikking van 23 januari 2025 bleek pas dat eerder een tussenbeschikking was gegeven. Het hof stelt vast dat uit de brief van de rechtbank van 28 januari 2025 blijkt dat de beschikking van 26 augustus 2024 niet beschikbaar is gesteld in het digitale systeem en de moeder vanwege deze fout van de griffie geen kennis had van de uitspraak. Aangezien de moeder , nadat ze op de hoogte is gekomen van de uitspraak waarbij haar verzoek om eenhoofdig gezag was afgewezen, binnen een redelijke termijn alsnog hoger beroep heeft ingesteld, is zij naar het oordeel van het hof ontvankelijk in haar hoger beroep.
Gezag
5.5 Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.6 Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de moeder alleen met het gezag over [de minderjarige] moet worden belast. Het hof acht dit in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk en legt hierna uit waarom.
5.7 Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van de kinderen het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kinderen kunnen voordoen zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
5.8 Het hof acht de ouders in dit geval tot dit gezamenlijk overleg niet in staat. De ouders zijn het eens dat de communicatie tussen hen is verslechterd, zelfs nauwelijks aanwezig is. De ouders zijn niet in staat om, in het belang van [de minderjarige] , met elkaar op een constructieve wijze te communiceren. Hulpverlening is voor zowel de ouders als voor [de minderjarige] noodzakelijk. Hoewel de vader in eerste aanleg heeft aangegeven dat hij de communicatie met de moeder wil verbeteren, is inmiddels gebleken dat hij hiertoe niet meer bereid is. Al direct bij het intakegesprek bij de hulpverlening heeft de vader aangegeven dat hij geen vertrouwen heeft in verbetering van de communicatie en daarmee is het traject niet gestart. Ook bij de mondelinge behandeling bij het hof heeft de vader uitdrukkelijk verklaard geen hulpverlening daarvoor te wensen en dat dit komt door “de persoon van de moeder zelf”. Bij de mondelinge behandeling is het hof duidelijk geworden dat het voor deze ouders nauwelijks mogelijk is een gesprek met elkaar te voeren. Ook heeft de vader verteld dat hij het niet nodig vindt om de moeder te begroeten of met haar te praten tijdens de overdracht van [de minderjarige] bij de omgang, ondanks dat dit voor [de minderjarige] lastig is. Dit terwijl ouders bij de rechtbank hadden afgesproken om elkaar in ieder geval te groeten omdat de raad had aangegeven dat het voor [de minderjarige] goed is om te zien dat ouders gewoon met elkaar om kunnen gaan. Het hof vindt dat de vader door zelfs deze (minimale) afspraak niet te willen nakomen, en zich desgevraagd ook niet te kunnen inleven hoe dit voor [de minderjarige] moet zijn, geen rekening houdt met het belang van [de minderjarige] . De vader benadert de belangen van [de minderjarige] daarmee vanuit zijn eigen belang en heeft dus onvoldoende oog voor het eigen belang van [de minderjarige] . Daarbij is het niet helpend dat de ouders zelfs een verschillende visie hebben op hoe het met [de minderjarige] gaat, zoals ook op de mondelinge behandeling duidelijk werd. Volgens de vader gaat het goed met haar. Bij de vader thuis is [de minderjarige] open, al heeft zij soms een bui en heeft dan rust nodig, aldus de vader. De moeder daarentegen vindt dat [de minderjarige] erg gesloten is en hulp nodig heeft bij het praten over haar emoties. Zij lijkt daarin vast te lopen en wordt steeds opstandiger volgens de moeder. De vader heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat hij hulp niet nodig vindt omdat [de minderjarige] nu eenmaal zo is, maar wel bereid is zijn toestemming daarvoor te verlenen. De moeder vindt dat de vader te weinig betrokkenheid toont. De moeder wil graag overleg, want in de toekomst zullen keuzes gemaakt moeten worden over school en wellicht ook medisch. Betrokkenheid bij school komt volgens de vader niet goed van de grond omdat er steeds gesprekjes worden gepland op momenten dat hij niet kan. Vader is alleen bereid om via SMS met de moeder te communiceren als dat nodig is.
5.9 Gelet op vorenstaande is het hof van oordeel dat een basis voor een gezamenlijke uitoefening van het gezag ontbreekt. Het hof zal daarom de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, 26 augustus 2024, vernietigen en het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten toewijzen. 6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 26 augustus 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] , geboren [in] 2015 te [woonplaats1] en bepaalt dat de moeder voortaan alleen is belast met het gezag over [de minderjarige] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, M.H.F. van Vugt en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door de griffier, en is op 28 augustus 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.