Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:4024 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 1 juli 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:40241 juli 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

locatie Arnhem

zaaknummer gerechtshof 200.350.128 zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 576458

beschikking van 1 juli 2025

over de beëindiging van het gezag over [de minderjarige]

in de zaak van

[verzoekster] (de moeder) die woont in [woonplaats1]advocaat: mr. J.J. Stobbe

en

raad voor de kinderbescherming(de raad) die is gevestigd in Utrecht

en

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(de GI) die is gevestigd in Amsterdam

en

[de pleegouders] (de pleegouders) die wonen in [woonplaats2]

1 Samenvatting

De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft het gezag van de moeder over de hierna te noemen minderjarige [de minderjarige] beëindigd.

Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2 De feiten

2.1. [de minderjarige] is geboren [in] 2017. Tot de bestreden beschikking oefende de moeder alleen het gezag uit over [de minderjarige] .

2.2. [de minderjarige] is op 26 februari 2020 onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 26 februari 2025.

2.3. [de minderjarige] woont haar hele leven bij de pleegouders. Dat zijn haar oma (moederszijde) en (stief)opa. De pleegouders hebben naast de moeder nog vier kinderen. Drie van hen wonen bij de pleegouders in huis. Sinds 26 februari 2020 verblijft [de minderjarige] met een machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegouders. Bij beschikking van 23 februari 2024 is die machtiging voor het laatst verlengd tot 26 februari 2025.

2.4. Tot januari 2019 woonde ook de moeder bij de pleegouders. Daarna is de moeder elders gaan wonen. Sinds augustus 2019 heeft de moeder een partner. Zij woont nu met hem samen.

3 De procedure bij de rechtbank

3.1. De raad heeft de rechtbank verzocht het gezag van de moeder over [de minderjarige] te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen.

3.2. De moeder heeft in eerste aanleg gevraagd om samen met de pleegmoeder het gezag over [de minderjarige] uit te mogen oefenen of anders het verzoek van de raad tot beëindiging van haar gezag af te wijzen.

3.3. De pleegmoeder kon zich vinden in het verzoek van de raad.

3.4. De rechtbank heeft het verzoek van de raad toegewezen. Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 17 oktober 2024.

4 De procedure bij het hof

4.1. De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij komt daarvan in hoger beroep. De moeder wil dat het hof de beslissing van de rechtbank ongedaan maakt.

4.2. De raad wil dat de beslissing in stand blijft.

De informatie die het hof heeft ontvangen

4.3. Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:

4.4. [de minderjarige] is uitgenodigd te vertellen wat zij vindt van de beëindiging van het gezag van de moeder. Haar voogd heeft op 30 april 2025 bericht dat [de minderjarige] niet komt.

4.5. De zitting bij het hof was op 24 juni 2025. Aanwezig waren:

5 Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?

5.1. De rechtbank kan het gezag van een ouder beëindigen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij moet duidelijk zijn dat de ouder de verzorging en opvoeding niet binnen een aanvaardbare termijn weer zelf op zich kan nemen. De aanvaardbare termijn is de periode van onzekerheid, die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade in zijn ontwikkeling op te lopen. De rechtbank kan het gezag van een ouder ook beëindigen als de ouder het gezag misbruikt.[1]

5.2. Het belang van het kind staat voorop. Een kind dat niet bij zijn ouders kan wonen heeft recht op zekerheid over waar het woont en blijft wonen.[2]

Wat vinden de moeder en de raad?

5.3. De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. De moeder vindt dat er redenen kunnen zijn om het gezag niet te beëindigen, ook als aan de wettelijke vereisten voor de gezagsbeëindiging is voldaan. Er dient een zorgvuldige belangenafweging te worden gemaakt of de ondertoezichtstelling en machtiging en uithuisplaatsing kunnen voortleven dan wel dat kan worden volstaan met een vrijwillige uithuisplaatsing. De moeder heeft altijd toestemming gegeven voor te nemen gezagsbeslissingen en haar gezag dus niet misbruikt. Als voor [de minderjarige] duidelijk is dat zij bij haar pleegouders kan blijven wonen hoeft haar gezag volgens de moeder niet te worden beëindigd. De moeder kan ook naar [de minderjarige] uitdragen dat zij bij de pleegouders mag blijven wonen. De moeder stelt hiermee het belang van [de minderjarige] voorop. Er zijn al veel verschillende hulpverleners bij [de minderjarige] betrokken geweest, maar de moeder is de enige constante factor in het leven van [de minderjarige] . Daarbij komt dat de contacten tussen de moeder en [de minderjarige] ontspannen verlopen.

5.4. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd. De raad vindt dat het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd moet blijven. [de minderjarige] verblijft volgens de raad in een complexe situatie. Uit het NIFP-rapport van enkele jaren geleden blijkt ook heel duidelijk dat het perspectief van [de minderjarige] bij de pleegouders ligt en de raad is het daar mee eens. [de minderjarige] heeft ook meer nodig van haar opvoeders dan de moeder haar kan bieden. Er moet volgens de raad duidelijkheid komen over het perspectief van [de minderjarige] , want anders zal [de minderjarige] jaarlijks worden geconfronteerd met verlengingen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Het vrijwillig kader is volgens de raad geen optie, omdat de verhouding tussen de moeder en pleegouders wisselvallig en dus niet duidelijk voor [de minderjarige] is. Daarbij komt dat [de minderjarige] een complex meisje is en dat zij daarom nog meer duidelijkheid nodig heeft dan andere kinderen.

Hoe oordeelt het hof?

5.5. Het hof is van oordeel dat de rechtbank het gezag van de moeder terecht heeft beëindigd en dat de GI tot voogd is benoemd en het gezag over [de minderjarige] heeft. Het hof is het ook eens met de overwegingen van de rechtbank en neemt deze na eigen onderzoek over. Duidelijk is dat het perspectief van [de minderjarige] bij de pleegouders ligt, omdat de aanvaardbare termijn voor [de minderjarige] om terug te keren bij de moeder inmiddels is verstreken. Daarmee is voldaan aan het wettelijk criterium om het gezag van de moeder te beëindigen. De door de moeder aangevoerde argumenten om haar gezag in stand te laten wegen onvoldoende zwaar . Voor [de minderjarige] is het van belang te weten waar zij zal opgroeien, dat dit perspectief niet kan worden aangetast en dat beslissingen over haar niet door haar moeder zullen worden genomen. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat in de stukken is te lezen en ook tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat het contact tussen de moeder en de pleegmoeder (oma) broos is, waardoor het loyaliteitsconflict van [de minderjarige] in stand blijft. Ook om deze reden is gezamenlijk gezag met oma niet in het belang van [de minderjarige] en is het nodig dat het gezag van de moeder wordt beëindigd.

5.6. Dit betekent dat de beslissing van de rechtbank in stand zal blijven (worden bekrachtigd).

6 De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 oktober 2024.

Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, S. Kuijpers en E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.

artikel 1:266 lid 1 onder a en b BW

Artikel 3 en artikel 20 Verdrag inzake de rechten van het kind


Voetnoten

artikel 1:266 lid 1 onder a en b BW

Artikel 3 en artikel 20 Verdrag inzake de rechten van het kind