ECLI:NL:GHARL:2023:10778 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 18 december 2023
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.320.083 (zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 406880)
arrest van 19 december 2023
in het kort geding van
B.V. Maatschappij van Onroerende Goederen “Het Middenstandshuis” die is gevestigd in Amsterdam die hoger beroep heeft ingesteld en bij de voorzieningenrechter optrad als eiseres hierna: Het Middenstandshuis advocaat: mr. A.A.L. Oving
tegen
CarSar B.V. die is gevestigd in Meer-Hoogstraten (België) en bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde hierna: CarSar advocaat: mr. J.W. van Koeveringe
1 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
Naar aanleiding van het tussenarrest van 14 maart 2023 heeft CarSar bij rolbericht van 10 oktober 2023 een akte met een productie ingezonden en heeft op 13 november 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal), met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van beide advocaten. Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
2 De kern van de zaak en de voorgeschiedenis
2.1. Dit kort geding gaat over de afwikkeling van een koopovereenkomst van onroerend goed en de informatieverplichting van de koper over de herkomst van de koopsom.
2.2. Na een biedingsprocedure heeft Het Middenstandshuis, onderdeel van ING Groep N.V., in een schriftelijke overeenkomst van 21/22 juni 2022 haar (bank-) kantoorgebouw aan de Veemarkt 2 te Tiel (inclusief parkeerterrein, hierna ook: het Kantoorgebouw) voor € 2.220.000 k.k. verkocht aan CarSar, over te dragen op 24 juni 2022.
2.3. Het Middenstandshuis heeft in kort geding veroordeling van CarSar gevorderd tot medewerking aan de levering van het Kantoorgebouw onder een dwangsom, betaling van de koopprijs met kosten volgens de nota van afrekening van € 2.406.016,55
2.4. Na de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter in haar kortgedingvonnis van 12 oktober 2022 alle vorderingen afgewezen met veroordeling van Het Middenstandshuis in de proceskosten.
2.5. Daartegen richt Het Middenstandshuis haar hoger beroep met vijf grieven, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen.
In de memorie van grieven heeft zij tevens haar eis gewijzigd, waartegen CarSar geen bezwaar heeft gemaakt. Het hof vindt dat ook niet in strijd met de goede procesorde, zodat het zal beslissen op de gewijzigde vorderingen.
3 Het oordeel van het hof
de internationale bevoegdheid en het toepasselijk recht
3.1. CarSar is gevestigd in België, maar heeft volgens het uittreksel uit de Kamer van Koophandel haar statutaire zetel in Breda.
3.2. In artikel 8 lid 1 van hun schriftelijke koopovereenkomst zijn partijen echter onder meer overeengekomen: “Voor de kennisneming van geschillen, welke naar aanleiding van dit contract zijn of zullen ontstaan is het gerecht van de plaats, waar het Verkochte is gelegen, bij uitsluiting bevoegd.” Nu het Kantoorgebouw ligt in Tiel, is de rechtbank Gelderland op grond van dit artikel 8 lid 1 van de koopovereenkomst in verband met artikel 25 lid 1, aanhef en onder a) EEX-Vo II bevoegd om kennis te nemen van een bodemgeschil. Nu die rechter op grond van genoemd artikel 25 bevoegd is om van een bodemgeschil kennis te nemen, is hij steeds ook bevoegd voorlopige of bewarende maatregelen te treffen.
3.3. In artikel 8 lid 2 van de koopovereenkomst zijn partijen verder overeengekomen:
“Op deze koopovereenkomst is Nederlands recht van toepassing.”
Wegens deze rechtskeuze is op grond van artikel 3 lid 1 van Rome I
de poortwachtersfunctie van Het Middenstandshuis, onderdeel van ING Groep N.V., en van de transporterende notaris
3.4. Artikel 14 van de koopovereenkomst luidt:
“Het is voor Verkoper - mede uit reputatieoogpunt - van belang dat het Verkochte wordt gefinancierd met legitiem verkregen middelen. Koper verklaart in dit kader hierbij uitdrukkelijk het Verkochte uitsluitend met legitiem verkregen middelen te financieren. Koper verplicht zich hierbij op eerste verzoek van Verkoper, schriftelijk en gedocumenteerd, de herkomst van de middelen waarmee de koopprijs van het Verkochte ten tijde van de levering wordt voldaan, aan te tonen.”
Op grond van de paragrafen 2.1 tot en met 2.3 Wwft (die respectievelijk zien op: cliëntenonderzoek, vereenvoudigd cliëntenonderzoek en verscherpt cliëntenonderzoek)
de vragen om informatie en de antwoorden
3.5. Per e-mail van 8 juni 2022 heeft de organisator van de biedingsprocedure aan [naam1] bericht dat de directie van ING de business case had goedgekeurd en dat, nadat ook al eerder de screening positief was afgerond, de gunning aan CarSar definitief was.
3.6. Het notariskantoor heeft aan ( [naam1] van) CarSar meerdere malen gevraagd naar de totstandkoming van haar bieding en naar de herkomst van de gelden voor de koopprijs.
tekortkoming van CarSar
3.7. CarSar was nog maar kort geleden opgericht, op 4 november 2019. Daarin waren, volgens CarSar, [naam1] dochters van 15 en 18 de uiteindelijk belanghebbenden. Volgens de jaarrekening over 2021 was CarSar slechts eigenaar van één pand, overstegen haar activa in waarde niet de koopsom en had zij niet genoeg liquide middelen om de koopprijs te voldoen. [naam1] was, naar de transporterende notaris begreep, werkzaam in een branche waarin veel contant geld omging. Hij had een onzakelijk antwoord gegeven over de berekening van de bieding van € 2.220.000. Verder is vooral van belang dat hij op de herhaalde vragen naar de herkomst van de volgens hem in 50 jaar gespaarde omvangrijke gelden voortdurend ontwijkend geantwoord, onder meer door niet voldoende concreet op te geven welke transacties in privé en in welke gelieerde vennootschappen in het gespaarde hadden gecumuleerd. Onder deze omstandigheden was het notariskantoor vanuit zijn poortwachtersrol zo al niet verplicht dan toch zeker bevoegd om geen genoegen te nemen met het antwoord dat het hier om in 50 jaar vergaard spaargeld ging, maar nu een diepgaander onderzoek te verrichten. Aan CarSar kan worden toegegeven dat het Formulier laat is toegezonden en in het Engels was gesteld. Maar ( [naam1] van) CarSar had al voordat het notariskantoor het Formulier had gemaild, kenbaar gemaakt dat zij niet van plan was om de gevraagde informatie over de herkomst van de gelden te verstrekken. Bovendien had CarSar nu eenmaal zelf ingestemd met de in artikel 5 van de koopovereenkomst afgesproken leveringsdatum van 24 juni 2022, die ook in de optiek van CarSar ingevolge artikel 6:83 lid 1, aanhef en onder a. BW een fatale termijn opleverde. Dat betekent dat van haar, zeker nadat [naam1] al een tijd op de herhaalde vragen ontwijkend had geantwoord, nu een heel voortvarende en adequate medewerking mocht worden verlangd. CarSar had zich bovendien op grond van artikel 14 verplicht de herkomst van de gelden gedocumenteerd te onderbouwen. Niet aannemelijk is dat de Engelse taal waarin het Formulier was gesteld voor ( [naam1] van) CarSar, die sprak over bijstand door een boekhouder, echt een probleem opleverde. CarSar heeft bovendien niet aangevoerd en het is ook niet aannemelijk dat zij daarover bij het notariskantoor heeft geklaagd vóór de afgesproken transportdatum. Op de mondelinge behandeling heeft [naam1] desgevraagd verklaard dat hij de gelden zelf aan CarSar zou uitlenen, waarop notaris mr. Van Dijk heeft meegedeeld dat zij, naar het hof begrijpt aanvankelijk, genoegen zou hebben genomen met een akte of e-mail waarin zo’n overeenkomst van geldlening werd bevestigd (of, aldus de memorie van grieven onder 2.15, met jaarrekeningen). CarSar heeft destijds echter niet verklaard dat zij de koopprijs zou betalen uit zo’n geldlening, maar integendeel steeds ontwijkende antwoorden gegeven. Het ligt dan voor de hand dat de notaris naarmate de beantwoording trager en ontwijkender verloopt, moet doorvragen. Dat heeft het notariskantoor gedaan en, toen geen bevredigende antwoorden volgden, het transport geweigerd, zodat de eigendomsoverdracht niet doorging door toedoen van CarSar.
3.8. Al met al heeft CarSar, voorshands geoordeeld, destijds (en ook nu) niet de van haar in redelijkheid te vergen informatie verstrekt over de herkomst van de gelden voor de betaling van de koopprijs, hetgeen dan een (toerekenbare) tekortkoming impliceert per de transportdatum van 24 juni 2022. Ook na de ingebrekestelling van 28 juni 2022 door Het Middenstandshuis heeft ( [naam1] van) CarSar per e-mail van 29 juni 2022 geweigerd om alsnog af te nemen, hetgeen zij heeft herhaald per e-mail van 13 december 2022
3.9. CarSar is zich in dit hoger beroep gaan beroepen op een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring van de koopovereenkomst. Volgens de toelichting op de mondelinge behandeling heeft [naam1] letterlijk gezegd: “Voor mij hoeft het zo niet meer.”, welke ontbindingsverklaring hij volgens zijn advocaat tot uitdrukking heeft gebracht in de, hierboven geciteerde, e-mail van 22 juni 2022. Vooralsnog is niet aannemelijk dat Het Middenstandshuis uit die e-mail al had moeten begrijpen dat CarSar daarmee de koopovereenkomst buitengerechtelijk wilde ontbinden. In de memorie van antwoord onder 35 ligt echter alsnog een ontbindingsverklaring besloten. Hoewel (de advocaat van) CarSar daartoe op de mondelinge behandeling uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld, heeft deze niet gereageerd op het verweer van Het Middenstandshuis dat zo’n ontbindingsverklaring dan in ieder geval niet is uitgebracht overeenkomstig artikel VI lid 2, aanhef en onder b. van de Algemene Bepalingen bij de koopovereenkomst (ingebrekestelling bij deurwaardersexploot), waarna pas verzuim intreedt. Daarnaast moet worden bedacht dat CarSar toen al niet voldeed aan haar verplichting om aan het notariskantoor tijdig en voortvarend de gevraagde informatie te verstrekken maar ook heeft geweigerd om de informatie aan te leveren, zodat zij als eerste tekortschoot. Als gevolg daarvan heeft de notaris terecht geweigerd om de akte van levering te transporteren. Het Middenstandshuis kon dus niet leveren door toedoen van CarSar. Voorlopig moet dan ook het beroep van CarSar op een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring worden verworpen.
nakomingsvorderingen en spoedeisend belang
3.10. Het Middenstandshuis mag op grond van artikel VI lid 2, aanhef en onder a. bij de koopovereenkomst dus nog steeds uitvoering van de koopovereenkomst verlangen. CarSar dient haar verplichtingen uit de koopovereenkomst alsnog na te komen. Het Middenstandshuis had destijds en heeft daarbij ook nu nog belang omdat, naar voldoende aannemelijk is, de kantorenmarkt sedert de koopovereenkomst een voortdurend dalende lijn vertoont, Het Middenstandshuis nog steeds met de nodige kosten zorg moet dragen voor het, kennelijk leegstaande, Kantoorgebouw waarmee zij niets kan ondernemen en inmiddels, niet onbegrijpelijk, de vrees koestert dat het kan worden gekraakt. Zij wordt nog steeds geconfronteerd met de voortdurende weigering tot nakoming. CarSar heeft niets aangevoerd ten nadele van de solvabiliteits- en liquiditeitspositie van Het Middenstandshuis voor het geval de bodemrechter anders zou beslissen en restitutie nodig zou zijn. CarSar heeft wel aangevoerd dat ( [naam1] van) CarSar destijds een kandidaat had die het Kantoorgebouw dringend per 1 juli 2022 wilde huren voor € 18.000 per maand (exclusief btw en servicekosten) en dat deze, niet bereid tot wachten, heeft afgehaakt.
nadere beschouwing van de afzonderlijke vorderingen
3.11. Dit betekent dat de vorderingen uit de memorie van grieven onder 7 onder A. en B. tot medewerking aan de levering en onder C. tot betaling van de koopprijs toewijsbaar zijn zoals hieronder vermeld. De vorderingen tot medewerking aan de levering zijn voldoende bepaald; CarSar kan uit de correspondentie met het notariskantoor (in de beslissing hieronder aangeduid als: de Notaris), de Formulieren en het standpunt van Het Middenstandshuis in beide instanties heel goed begrijpen wat deze van haar vordert.
3.12. De daarbij onder F. gevorderde dwangsom op de medewerkingsverplichting zal eveneens worden toegewezen, zij het na verloop van een termijn na de betekening van dit arrest. De oplegging van deze dwangsom heeft ten doel de werkelijke nakoming te verzekeren van de verbintenis tot medewerking aan de eigendomsoverdracht.
3.13. De vordering onder D. tot betaling van de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW is op grond van het eerste lid ervan toewijsbaar met ingang van de dag volgend op de overeengekomen transportdatum, dus per 25 juni 2022. Volgens artikel IV lid 3 van de Algemene Bepalingen bij de koopovereenkomst moest de koopprijs namelijk uiterlijk worden voldaan bij het ondertekenen van de leveringsakte door creditering van de kwaliteitsrekening. Het beroep van CarSar op haar ontbindingsverklaring van de koopovereenkomst is hiervoor al verworpen. Verder heeft CarSar tegenover die rentevordering naar voren gebracht dat Het Middenstandshuis gehouden was om haar schade te beperken door het Kantoorgebouw opnieuw te koop aan te bieden en te verkopen aan een derde partij. Maar dit verweer heeft zij pas voor het eerst naar voren gebracht op de mondelinge behandeling in hoger beroep, zodat dit wegens het uitgangspunt van de zogenaamde tweeconclusieregel
3.14. De vordering onder E. tot betaling van de contractuele boete van 0,3% per dag over de koopprijs van € 2.220.000, dus € 6.660 per dag, vanaf 20 juli 2022 valt vanwege haar omvang, zowel absoluut als relatief, en het aantal dagen waarover zij wordt gevorderd, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet te beschouwen als een nauw verwante nevenvordering, die zo maar in het kielzog van de toe te wijzen vorderingen in kort geding zou kunnen worden meegenomen. Het Middenstandshuis heeft niet voldoende feiten en omstandigheden gesteld die maken dat haar belang bij betaling van de boete dusdanig spoedeisend is dat van haar niet kan worden gevergd de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. Een spoedeisend belang ontbreekt, zeker nu partijen over deze boete (nog) helemaal niet indringend hebben geprocedeerd. Dat zal alsnog in een bodemprocedure moeten gebeuren. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
3.15. De vordering onder G. tot betaling van € 12.875 in aansluiting op de BIK-regeling, of een lager bedrag, wegens buitengerechtelijke (incasso)kosten heeft Het Middenstandshuis gebaseerd op de correspondentie in de producties 9 en 10 bij de inleidende dagvaarding en op de e-mail van haar advocaat in productie 15 bij memorie van grieven. De correspondentie in de producties 9 en 10 bevat de ingebrekestelling van de advocaat van Het Middenstandshuis en verder alleen correspondentie van het notariskantoor van vóór de overeengekomen transportdatum van 24 juni 2022. De notaris heeft hier bovendien een eigen verantwoordelijkheid uit de Wwft en gesteld noch gebleken is dat zij de kosten hiervan heeft doorberekend of zal doorberekenen aan Het Middenstandshuis. Productie 15 betreft een enkele e-mail van de advocaat van Het Middenstandshuis met een verzoek tot verstrekking door CarSar van de eerder gevraagde informatie. De genoemde ingebrekestelling en e-mail van de advocaat van Het Middenstandshuis betreffen verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten, zodat daarvoor aan Het Middenstandshuis geen vergoeding kan worden toegekend.
het bewijsaanbod van CarSar
3.16. De kortgedingprocedure leent zich in beginsel niet voor bewijsgaring door middel van bewijsverrichtingen zoals getuigenverhoren. Het bewijsaanbod van CarSar om getuigen te horen, wordt daarom gepasseerd.
de conclusie
3.17. Het hoger beroep slaagt grotendeels en de vorderingen zullen worden toegewezen zoals hieronder vermeld.
3.18. Weliswaar heeft Het Middenstandshuis de Engels- en Nederlandstalige Formulieren pas in hoger beroep overgelegd, maar het achterwege laten daarvan bij de voorzieningenrechter vormde geen voldoende reden om de vorderingen af te wijzen. CarSar moest en zal in overwegende mate in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal het hof haar tot betaling van de proceskosten bij de voorzieningenrechter en in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening.
3.19. De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
4 De beslissing
Het hof:
4.1. vernietigt het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 oktober 2022 en beslist als volgt:
4.2. veroordeelt CarSar om mee te werken aan de levering van het Kantoorgebouw aan CarSar door aan de Notaris te doen toekomen i) een gelegaliseerde (aankoop)volmacht en ii) de naar eerlijkheid en redelijkheid door CarSar ingevulde versie van (de Nederlandstalige versie van) het Formulier (zoals bij memorie van grieven overgelegd als de Engelstalige productie 13 en/of de Nederlandstalige productie 15) met daarbij de bewijsstukken waarnaar wordt verwezen in het Formulier;
4.3. veroordeelt CarSar om mee te werken aan de levering van het Kantoorgebouw aan CarSar door ondertekening van de leveringsakte (die reeds op 10 juni 2022 aan CarSar is toegestuurd; zie voor een deel ervan productie 12 bij de inleidende dagvaarding) en al die handelingen te verrichten die ten behoeve van de levering vereist zijn;
4.4. veroordeelt CarSar tot betaling aan Het Middenstandshuis van een dwangsom van € 10.000 voor elke dag of deel daarvan dat CarSar na een termijn van drie weken na betekening van dit arrest niet voldoet aan een of beide veroordelingen 4.2. en/of 4.3., dit met een maximum van € 200.000;
4.5. veroordeelt CarSar tot betaling van € 2.406.016,55, welk bedrag dient te worden gestort op de kwaliteitsrekening van de Notaris (zoals vermeld op pagina 1 van de Koopovereenkomst — zie (bedoeld zal zijn:) productie 8 bij de inleidende dagvaarding), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de koopprijs van € 2.220.000 met ingang van 25 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
4.6. veroordeelt CarSar tot betaling van de volgende proceskosten van Het Middenstandshuis tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter: € 5.737 aan griffierecht € 103,33 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan CarSar € 1.016 aan salaris van de advocaat van Het Middenstandshuis
en tot betaling van de volgende proceskosten van Het Middenstandshuis in hoger beroep:
€ 11.379 aan griffierecht € 103,33 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de appeldagvaarding aan CarSar € 12.118 aan salaris van de advocaat van Het Middenstandshuis (2 procespunten x appeltarief VIII);
4.7. bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag en dat, als niet op tijd wordt betaald, die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente;
4.8. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.9. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. Bakker, A.W. Steeg en M. Holthuis, is door de voorzitter ondertekend en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
productie 8 bij inleidende dagvaarding
productie 13 bij memorie van grieven
productie 10 bij inleidende dagvaarding
productie 7 bij inleidende dagvaarding
zie artikel 130 lid 1 in verband met artikel 353 lid 1 Rv
productie 2 bij inleidende dagvaarding
Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in
burgerlijke en handelszaken (herschikking)
Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
productie 5 bij inleidende dagvaarding
producties 5, 8 en 9 bij inleidende dagvaarding
productie 2 bij inleidende dagvaarding
productie 13 bij memorie van grieven
productie 16 bij memorie van grieven
zie de verklaring van die kandidaat huurder in productie 2 bij op 10 oktober 2023 toegezonden akte
zie voor de belangenafweging HR 29 november 2002, NJ 2003/78
zie HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:579
zie HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2045, HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3238 en HR 25 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1758
artikel 241 Rv
HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.