Arrest inhoud

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-001404-20

datum uitspraak: 7 oktober 2025

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-051867-20 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1970,

zonder vaste woon- of verblijfsplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 27 februari 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2978,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van de uitvoer van ongeveer 3 kilogram MDMA.

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe heeft hij bepleit dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de uitvoer van MDMA. De verdachte had de koffer waarin de drugs bleken te zitten immers tevoren gecontroleerd en hij had niets gezien, terwijl het ook geen bekende smokkelroute is. Daarnaast dient de uit de telefoon van de verdachte verkregen Whatsappcorrespondentie tussen hem en medeverdachte [medeverdachte] van het bewijs te worden uitgesloten, nu dat bewijs niet rechtmatig is verkregen. Voor dit onderzoek in de telefoon had de rechter-commissaris immers ingevolge de Post-Landeck-rechtspraak toestemming moeten geven, gelet op de mate van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.

Het hof overweegt als volgt.

Tijdens een gerichte controle van de ruimbagage van de verdachte is in een dubbele bodem in zijn koffer een hoeveelheid van 2978,8 gram MDMA-poeder aangetroffen. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een passagier die per vliegtuig bagage met zich voert, geacht wordt met de inhoud daarvan bekend te zijn. Slechts indien sprake is van bijzondere omstandigheden kan dit anders zijn. Van die bijzondere omstandigheden is niet gebleken. De verdachte heeft verklaard dat hij de koffer van de medeverdachte [medeverdachte] heeft gekregen, dat hij niet wist dat er drugs in de koffer zat en dat hij de koffer zou hebben bekeken maar daaraan niets vreemds zag. Het hof acht deze verklaring onaannemelijk en stelt deze als ongeloofwaardig terzijde. Immers het gewicht van de koffer zelf was opvallend zwaar en de verbalisant voelde op de tast, met zijn handen, al een verdikking in de koffer waarna hij na het openritsen van de voering zag dat een bodemplaat aan de randen zat vastgelijmd (dossierpagina 15). Het hof acht de ten laste gelegde uitvoer van MDMA – als verlengde uitvoer in de zin van artikel 1 lid 5 van de Opiumwet – aldus bewezen.

Het ‘Landeck'-verweer behoeft geen bespreking, nu het hof de uit de telefoon van de verdachte verkregen gegevens niet voor het bewijs zal gebruiken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 27 februari 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2978,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezenverklaarde levert op: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde medeplegen van opzettelijke uitvoer van bijna 3 kilogram MDMA veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van voorarrest.

De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een lagere straf moet worden opgelegd dan wat de advocaat-generaal vordert. De raadsman heeft erop gewezen dat de forse overschrijding van de redelijke termijn niet aan de verdachte is toe te rekenen en dat verdachtes echtgenote diverse medische problemen ondervindt.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke uitvoer van bijna drie kilogram MDMA, een voor de gezond van personen schadelijke stof. Gelet op de hoeveelheid die de verdachte bij zich had kan het niet anders dan dat deze bestemd was voor verdere verspreiding en handel, na de reis vanuit Schiphol. De verspreiding van MDMA brengt risico’s voor de gezondheid met zich en gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder aantasting van het financiële verkeer door het met de handel in verdovende middelen gepaard gaande witwassen.

Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 september 2025 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor eenzelfde soort feit.

In de LOVS-oriëntatiepunten wordt als uitgangspunt voor de uitvoer van drie kilogram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden genoemd. Het hof neemt dit dan ook als uitgangspunt, waaruit volgt dat niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.

Het hof constateert dat de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in hoger beroep met ruim twee jaar is overschreden en is van oordeel dat deze mate van tijdsverloop niet voor rekening van de verdachte komt. Als gevolg daarvan zal het hof de op te leggen straf met 6 maanden matigen.

Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.P.E.M. Fonteijn-van der Meulen, mr. M.L.M. van der Voet en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 oktober 2025.

========================================================================= […]