ECLI:NL:GHAMS:2025:2667 - Gerechtshof Amsterdam - 7 oktober 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.346.613/01
zaaknummer rechtbank : C/13/742407 / HA RK 23/366
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 oktober 2025
inzake
X INTERNATIONAL UNLIMITED COMPANY (eerder Twitter International Unlimited Company), gevestigd te Dublin (Ierland), appellante, advocaten: mrs. R. van Saane en Q.R. Kroes te Amsterdam ,
tegen
[geïntimeerde] , wonende te [plaats] , geïntimeerde, procederend in persoon.
Partijen worden hierna X en [geïntimeerde] genoemd.
1 De zaak in het kort
Deze beschikking bevat enkele processuele beslissingen. Het hof acht zich bevoegd kennis te nemen van de verzoeken van X en het hof is van oordeel dat X ontvankelijk is in haar hoger beroep. X heeft het hof verzocht aan [geïntimeerde] een mededelingenverbod op te leggen omtrent de niet-geredigeerde [y] . Het hof wijst het verzoek af en bepaalt dat uitsluitend het hof kennis zal nemen van de voornoemde gegevens (artikel 22 lid 2 en 3 Rv). Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.
2 Het geding in hoger beroep
X is bij beroepschrift, met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 4 oktober 2024, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de rechtbank Amsterdam , (hierna: de rechtbank) op 4 juli 2024 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking).
Op 8 januari 2025 heeft X een akte tot verandering van haar verzoek ingediend.
Op 3 februari 2024 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep, met producties, van [geïntimeerde] ingekomen.
Partijen hebben brieven en e-mails aan het hof gezonden over het verdere verloop van de procedure, waaronder een brief van [geïntimeerde] waarbij hij bezwaar maakt tegen de akte tot verandering van het verzoek van X.
Bij brief, ter griffie van het hof ingekomen op 17 juli 2025, heeft X het hof verzocht aan [geïntimeerde] een mededelingenverbod in de zin van artikel 28 lid 1 sub b Rv op te leggen en een regievoorstel gedaan.
[geïntimeerde] heeft bij brief, met een bijlage, ter griffie van het hof ingekomen op 23 juli 2025, gereageerd op voornoemd verzoek van X. [geïntimeerde] is in deze brief ook ingegaan op de bevoegdheid van het hof en de ontvankelijkheid van X in het hoger beroep.
Door [geïntimeerde] zijn aanvullende producties (38 t/m 49) ingediend.
Partijen hebben hun standpunten over het verdere verloop van de procedure tijdens de regiezitting van 11 december 2025 toegelicht; X heeft haar standpunt laten toelichten door mr. Van Saane voornoemd.
X heeft zich bij een op 30 september 2025 ingekomen stuk uitgelaten over haar ontvankelijkheid in het hoger beroep en de bevoegdheid van het hof.
Tenslotte is uitspraak bepaald.
3 Beoordeling
3.1. In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] verzocht dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, X - op straffe van een dwangsom - beveelt te reageren op zijn inzageverzoek in de zin van artikel 15 Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) en het verzoek om informatie te krijgen over geautomatiseerde besluitvorming in de zin van artikel 22 AVG, met veroordeling van X in de proceskosten.
3.2. De rechtbank heeft, samengevat, (in rechtsoverweging 4.37) geoordeeld dat X dient te reageren op het artikel 15 lid 1 AVG gebaseerde algemene informatieverzoek en in het bijzonder de geautomatiseerde besluitvorming. Daarnaast moet X naar het oordeel van de rechtbank specifieke informatie verstrekken over reputation scores, labels en het systeem [y] . De rechtbank heeft X bevolen binnen één maand na betekening van de bestreden beschikking aan het voorgaande te voldoen op straffe van een dwangsom van € 4.000,- voor iedere dag dat X daar niet aan voldoet. X is voorts veroordeeld in de proceskosten.
3.3. Tegen deze beslissing heeft X in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. X heeft, na wijziging van haar verzoek, samengevat, geconcludeerd dat het hof:
3.4. [geïntimeerde] heeft geconcludeerd dat het hof, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
Alles met veroordeling van X in de proceskosten, vermeerderd met nakosten en rente.
3.5. [geïntimeerde] heeft bezwaar gemaakt tegen de schriftelijke reactie van X op zijn bevoegdheids- en niet-ontvankelijkheidsverweer.
Bevoegdheid en ontvankelijkheid
3.6. Het hof stelt allereerst vast dat [geïntimeerde] woont te [plaats] en dat daarmee de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter om zijn op de AVG gegronde verzoek te beoordelen is gegeven.
3.7. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat het hof onbevoegd is om kennis te nemen van het hoger beroep. Uit het beroepschrift blijkt dat X het hof verzoekt om te beoordelen in hoeverre aan de hoofdveroordeling is voldaan, en het beroep voor al het overige voorwaardelijk heeft ingesteld en afhankelijk gemaakt van die beoordeling. Het oordeel in hoeverre X volledig aan de bestreden beschikking heeft voldaan behoort op grond van artikel 428 Rv tot de exclusieve competentie van de executierechter en komt dus neer op een executiegeschil. Deze beoordeling valt buiten de competentie van het hof in dit hoger beroep, aldus [geïntimeerde] .
3.8. [geïntimeerde] heeft voorts aangevoerd dat X niet-ontvankelijk is in het hoger beroep omdat zij geen kenbare en concrete grief tegen de beschikking heeft aangevoerd; het beroepschrift bevat geen voldragen gronden. X maakt misbruik van recht door het hoger beroep in te stellen als middel om [geïntimeerde] onder druk te zetten om in te stemmen met geheimhouding. Daarnaast heeft X de waarheids- en volledigheidsplicht van artikel 21 Rv geschonden, aldus nog steeds [geïntimeerde] .
3.9. Uit het beroepschrift is af te leiden dat X het hof verzoekt de bestreden beschikking op onderdelen te vernietigen en het inleidende verzoek van [geïntimeerde] alsnog op onderdelen af te wijzen. X heeft daartoe voldoende welomschreven grieven – die er in de kern op neer komen dat de rechtbank X niet had mogen veroordelen om (volledige) inzage te geven in de gegevensverwerking in het systeem [y] – tegen de bestreden beschikking geformuleerd. Met een en ander is de bevoegdheid van dit hof om over dit hoger beroep te oordelen gegeven en is X ontvankelijk in dat beroep.
3.10. Aan het voorgaande doet niet af dat X aanvaardt dat zij geen belang heeft bij haar hoger beroep als het hof van oordeel is dat zij volledig aan de bestreden beschikking heeft voldaan. Wat daarvan verder zij, daarmee heeft X van dit hoger beroep geen executiegeschil gemaakt, zoals [geïntimeerde] betoogt. Voorts heeft X in haar schriftelijke reactie verduidelijkt dat haar beroepsgronden geen voorwaardelijk karakter hebben en – voor zover nodig – elk daarin te lezen verzoek om eerst te beoordelen of X aan de bestreden beschikking heeft voldaan, intrekt. Het bezwaar van [geïntimeerde] tegen deze verduidelijking, die door hem is opgevat als een eiswijziging, gaat reeds hierom niet op.
3.11. Ook als X haar in artikel 21 Rv neergelegde mededelingsplicht heeft geschonden op de door [geïntimeerde] gestelde wijze, ziet het hof geen aanleiding daar de consequentie van niet-ontvankelijkverklaring aan te verbinden. Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of X haar mededelingsplicht heeft geschonden. Het gestelde misbruik van procesrecht is geen grond voor niet-ontvankelijkverklaring van X’s hoger beroep. Ook overigens bestaat er geen grond om X niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep.
Het verzoek tot oplegging van het mededelingenverbod ex artikel 28 lid 1 Rv
3.12. X meent dat de rechtbank ten onrechte inzage in het systeem [y] ( [y] ) heeft bevolen. X heeft daartoe in eerste aanleg en in hoger beroep onder meer aangevoerd dat de informatie van [y] mag worden uitgezonderd van het inzagerecht omdat deze bedrijfsgeheime informatie bevat in de zin van de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen, en deze informatie bovendien vertrouwelijk dient te blijven ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden. Volledige inzage zou gevoelige informatie prijsgeven over de werking van de automatische contentmoderatie systemen van X en de wijze waarop het Safety team signaleringen opvolgt. Als deze informatie in de verkeerde handen belandt, kan deze worden misbruikt om de (beveiligings)systemen van X te omzeilen. X heeft daarom vooralsnog alleen een geredigeerde versie van [y] aan [geïntimeerde] verstrekt, waarin alle vertrouwelijke informatie is weggelakt. [geïntimeerde] betwist dat [y] bedrijfsgeheime informatie betreffen of bevatten en betwist dat X deze informatie mag uitzonderen van het inzagerecht. X voert aan dat zij gelet op deze betwisting, ter onderbouwing van haar stellingen, zal moeten verwijzen naar de niet-geredigeerde [y] zodat zij deze in het geding zal moeten brengen. Daarbij is het van belang dat zij niet hoeft te vrezen voor openbaarmaking van die vertrouwelijke informatie, waardoor haar bedrijfsgeheimen op straat zouden komen te liggen. Het risico dat kwaadwillenden de veiligheid van het platform van X in gevaar kunnen brengen zou dan toenemen volgens X. X heeft het hof daarom verzocht om [geïntimeerde] een mededelingenverbod in de zin van artikel 28 lid 1 sub b Rv op te leggen ten aanzien van de nog in te brengen niet-geredigeerde [y] . Het mededelingenverbod ziet op alle informatie die in [y] weg is gelakt. X heeft het hof daarnaast verzocht om het mededelingenverbod te versterken met een passende dwangsom.
3.13. [geïntimeerde] heeft ter regiezitting in hoger beroep aangevoerd dat artikel 22 lid 2 Rv een voor hem minder ver strekkend alternatief is dan het verzochte mededelingenverbod van artikel 28 Rv. Een beperkte kennisneming als bedoeld in deze bepaling belast hem niet met de eventuele gevolgen van een mededelingenverbod, zoals het verbeuren van een dwangsom of een strafrechtelijke vervolging. Hij heeft ter zitting in hoger beroep voorts uitdrukkelijk en zonder voorbehoud toestemming aan het hof gegeven om mede op grond van de inhoud van de ongeredigeerde [y] uitspraak te doen, zoals bedoeld in artikel 22 lid 5 Rv.
3.14. X heeft ter zitting in hoger beroep haar verzoek tot het opleggen van een mededelingenverbod gehandhaafd. Het hof begrijpt uit de houding van X ter zitting dat zij, ingeval het hof – met toepassing van artikel 22 lid 1 Rv – aan X zal bevelen de ongeredigeerde [y] over te leggen, een beroep wenst te doen op beperkte kennisneming van het stuk als bedoeld in artikel 22 lid 2 Rv.
3.15. Gelet op de onder 3.13 weergegeven visie van [geïntimeerde] , dat een mededelingenverbod hem meer belast dan een beperkte kennisneming, zal het hof de beperkte kennisneming gelasten als hierna nader toe te lichten Het is niet aan X om te wijzen op de nadelen van die oplossing voor het recht op wederhoor van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] is zich daarvan bewust. Hij vertrouwt in dat opzicht terecht op de prudentie van het hof.
3.16. Gelet op de toestemming van [geïntimeerde] als bedoeld in artikel 22 lid 5 Rv levert de toepassing van artikel 22 lid 2 Rv geen vertraging op van de behandeling van dit hoger beroep. Aan de stelling van X over onnodige vertraging van de procedure komt dan ook geen betekenis meer toe.
3.17. Het hof ziet dan ook voldoende aanleiding X te bevelen een ongeredigeerde versie van [y] in het geding te brengen waarvan uitsluitend het hof kennis zal nemen. Alleen dan kan het hof immers beoordelen of X al dan niet gehouden is [geïntimeerde] die ongeredigeerde versie te verstrekken. Het hof oordeelt dat een dergelijke beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is op grond van het volgende.
3.18. Uit de thans overgelegde geredigeerde versie van [y] , en de toelichting daarop, is niet zonder meer af te leiden dat de ongeredigeerde versie te beschermen bedrijfsgeheimen bevat, maar dat is ook niet uit te sluiten. Ervan uitgaande dat [y] bedrijfsgeheimen bevatten, zijn bij de huidige stand van zaken de belangen van partijen met een beperkte kennisneming zoveel mogelijk in evenwicht.
3.19. Het hof verwacht dat X onder de beperkte kennisneming een volledig ongeredigeerde versie van [y] aan het hof zal verstrekken. Daarbij dient bijvoorbeeld ook de volledige datum en tijd van de diverse acties - die in de geredigeerde versie, zonder dat daarop overigens expliciet gewezen is, ontbreekt - te worden vermeld. Ook alle andere gegevens, voor zover nu al dan niet zichtbaar geredigeerd/weggelaten, dienen te worden vermeld.
3.20. X dient voorts een toelichting op [y] te verstrekken die inzicht geeft in de betekenis van de diverse in dat systeem gebruikte termen. Deze toelichting kan in algemene bewoordingen worden geformuleerd en kan aansluiten bij de reeds overgelegde geredigeerde versie. Voor zover voor de toelichting voorbeelden nodig zijn, wordt X in staat geacht om voorbeelden te geven die haar bedrijfsgeheimen niet openbaren. Deze aldus opgestelde toelichting dient ook aan [geïntimeerde] te worden verstrekt.
3.21. Het hof wijst het door X verzochte mededelingenverbod af. Met de hiervoor bedoelde beperkte kennisneming is voldoende gewaarborgd wat X met dat verbod wil bereiken, namelijk de bescherming van de door haar gestelde bedrijfsgeheimen. X heeft daarom geen belang bij toewijzing van haar verzoek. De andere geschilpunten tussen partijen (onder meer van procesrechtelijke aard) behoeven thans geen nadere bespreking.
3.22. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4 Beslissing
Het hof:
wijst het door X verzochte mededelingenverbod in de zin van artikel 28 Rv af;
beveelt X om een volledig ongeredigeerde versie van [y] aan het hof over te leggen;
bepaalt dat uitsluitend het hof kennis zal nemen van de door X overgelegde ongeredigeerde [y] ;
beveelt X een toelichting op [y] in het geding te brengen die inzicht geeft in de betekenis van de diverse in dat systeem gebruikte termen, van welke toelichting ook [geïntimeerde] kennis mag nemen;
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 oktober 2025 voor het overleggen van de ongeredigeerde [y] en de daarbij behorende toelichting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D. Kingma, P.F.G.T. Hofmeijer en L. Alwin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.