Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Amsterdam

ECLI:NL:GHAMS:2025:2493 - Gerechtshof Amsterdam - 23 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHAMS:2025:249323 september 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummers : 200.329.392/01 en 200.329.466/01 zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/330903/HA ZA 22-501

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 september 2025

in de zaak met zaaknummer 200.329.392/01 van

[appellant], wonende te [plaats 1] , appellant, advocaat: mr. C.W. Simonis te Zoetermeer,

tegen

[geintimeerde] , gevestigd te [plaats 2] , geïntimeerde, advocaat: mr. F.B.A.M. van Oss te Harderwijk,

en in de zaak met zaaknummer 200.329.466/01 van

[appelant], gevestigd te [plaats 1] , appellante, advocaat: mr. Y.J.P. Janssen te Venlo,

tegen

[geintimeerde] , gevestigd te [plaats 2] , geïntimeerde, advocaat: mr. F.B.A.M. van Oss te Harderwijk,

Appellanten worden hierna weer [appellant] respectievelijk [appelant] genoemd. Geïntimeerde wordt weer [geintimeerde] genoemd.

1 De zaken in het kort

[geintimeerde] verzorgt voor haar klanten de digitale afrekening van tankbeurten die met behulp van een door haar verstrekte tankring hebben plaatsgevonden. [appellant] , in dienst van [appelant] , heeft in ieder geval vanaf het voorjaar 2021 een tankring die was bedoeld voor de gemeente [plaats 3] gebruikt voor zijn bedrijfsauto en voor privé-auto’s. Volgens [geintimeerde] heeft [appellant] al vanaf eind 2014 gebruik gemaakt van de tankring en zijn tankbeurten die van 25 december 2014 tot en met 21 september 2021 zijn uitgevoerd ten onrechte in rekening gebracht bij de gemeente [plaats 3] . [geintimeerde] stelt deze tankbeurten aan de gemeente [plaats 3] te hebben vergoed en vordert het daarmee gemoeide bedrag hoofdelijk van [appellant] en van [appelant] als zijn werkgever. De rechtbank heeft de vordering toegewezen. Het hof heeft in een tussenarrest de vordering in beginsel eveneens toewijsbaar geacht, maar op een tweetal punten eerst nader bewijs van de kant van [geintimeerde] nodig geacht. [geintimeerde] heeft bij akte bewijsstukken overgelegd en getuigenbewijs aangeboden.

2 Het geding in hoger beroep

in beide zaken

Voor het verloop van het geding in hoger beroep verwijst het hof naar het op 11 maart 2025 uitgesproken tussenarrest en de daarin vermelde stukken.

[geintimeerde] heeft daarna in beide zaken een akte met producties genomen.

[appellant] en [appelant] hebben beide, ieder afzonderlijk, een antwoordakte genomen.

Vervolgens is weer arrest gevraagd.

3 Verdere beoordeling

In de zaak van [appellant] (zaaknummer 00.329.392/01)

3.1. In het tussenarrest heeft het hof de grieven 1 en 3 van [appellant] verworpen en grief 2 gegrond geacht voor zover deze betrekking heeft op het bewijs van de schade. Uitganspunt is dat [appellant] sinds 25 december 2014 onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van de tankring en dat [appellant] de daardoor veroorzaakte schade aan [geintimeerde] dient te vergoeden. Deze schade betreft de bedragen die [geintimeerde] ten onrechte aan de gemeente [plaats 3] in rekening heeft gebracht en aan de gemeente heeft terugbetaald. Het hof heeft [geintimeerde] in de gelegenheid gesteld een bewijs van de door haar gestelde betaling aan de gemeente [plaats 3] bij akte in het geding te brengen.

3.2. [geintimeerde] heeft bij akte laten weten dat zij met de gemeente [plaats 3] een doorlopende overeenkomst heeft waarin facturering periodiek plaatsvindt. Zij stelt dat zij na betaling door [appellant] / [appelant] een creditfactuur heeft opgemaakt; deze creditfactuur heeft zij overgelegd. De factuur is gedateerd 1 mei 2025. In de factuur wordt de datum 23 mei 2023 vermeld, staat als omschrijving “Kenteken [nummer 1] ”en factuurbedrag € [bedrag 1] inclusief btw. Onderaan de factuur staat vermeld: “het factuurbedrag zal worden teruggestort of verrekend met openstaande facturen”.

3.3. [appellant] heeft vragen bij de creditfactuur gesteld en aangevoerd dat deze pas in mei 2025 is opgesteld, dat het bedrag niet klopt en dat de onderliggende facturen die tegenover de creditnota moeten staan ontbreken.

3.4. Het hof overweegt dat het bewijs van betaling aan de gemeente [plaats 3] in ieder geval nog niet is geleverd door de overgelegde creditfactuur. Anders dan [geintimeerde] eerder heeft gesteld, heeft zij de gemeente in ieder geval kennelijk niet eerder gecompenseerd dan na de uitspraak in eerste aanleg. Of (en op welke wijze) de gemeente [plaats 3] inmiddels daadwerkelijk is terugbetaald, is nog onvoldoende duidelijk. [geintimeerde] heeft bij haar akte nader bewijs door getuigen aangeboden. Zij zal, conform haar aanbod, tot getuigenbewijs worden toegelaten.

In de zaak van [appelant] (zaaknummer 200.329.466/01)

3.5. In het tussenarrest heeft het hof het slagen van de grief van [appelant] afhankelijk gesteld van het antwoord op de vraag of in 2014 door [geintimeerde] losse tankringen naar de gemeente [plaats 3] werden verstuurd, zoals [geintimeerde] stelt maar [appelant] betwist. Het hof heeft overwogen dat als deze stelling van [geintimeerde] juist is, het hof er, gelet op het vastgestelde gebruik door [appellant] van de tankring sinds 2014, van uit gaat dat de tankring dan per abuis aan [appelant] is gestuurd, destijds ook al klant van [geintimeerde] , en dat [appellant] daarover de beschikking heeft gekregen uit hoofde van zijn functie van accountmanager bij [appelant] . In dat geval wordt aan de vereisten voor toepassing van artikel 6:170 lid 1 BW voldaan, zoals het hof in het tussenarrest nader heeft uiteengezet. [geintimeerde] heeft bewijs van haar stelling aangeboden. Het hof heeft overwogen dat [geintimeerde] tot bewijslevering zal worden toegelaten en bij akte bewijsstukken zal kunnen overleggen dan wel zich bij die akte zal kunnen uitlaten over de wijze waarop zij bewijs wil leveren.

3.6. [appelant] heeft ook betwist dat [geintimeerde] ten onrechte een bedrag van € [bedrag 2] aan de gemeente [plaats 3] in rekening heeft gebracht en dat [geintimeerde] dit bedrag aan de gemeente [plaats 3] heeft vergoed. Evenals in de zaak van [appellant] heeft het hof [geintimeerde] in de gelegenheid gesteld op dit punt bij akte bewijsstukken over te leggen.

3.7. [geintimeerde] heeft, naast de hiervoor in de zaak tegen [appellant] al besproken creditnota, in verband met de levering van tankringen in 2014 facturen uit 2014 aan “ [bedrijf] ” overgelegd.

3.8. [appelant] heeft over de overgelegde creditfactuur aangevoerd dat deze factuur van recente datum geen bewijs van betaling is. Kennelijk heeft betaling tot op heden überhaupt niet plaatsgevonden en er wordt ook geen termijn genoemd waarbinnen betaling zal volgen, aldus [geintimeerde] . Zij betwist dat de gemeente [plaats 3] de factuur heeft ontvangen en dat betaling heeft plaatsgevonden.

3.9. Over de in verband met de levering van de tankringen overgelegde vier facturen, gericht aan [bedrijf] , voert [appelant] het volgende aan. Uit deze facturen valt niet – en zeker niet zonder nadere toelichting, die ontbreekt – af te leiden dat [geintimeerde] in 2014 losse tankringen aan de gemeente [plaats 3] toestuurde. De facturen lijken te zien op afrekening van reguliere tankbeurten met verschillende kaartnummers, ten behoeve van verschillende voertuigen.

3.10. Ook in de zaak van [appelant] acht het hof [geintimeerde] nog niet geslaagd in het bewijs. Voor wat betreft de betaling aan de gemeente [plaats 3] geldt hetzelfde als hiervoor onder 3.4 is overwogen in de zaak van [appellant] . Ook in de zaak van [appelant] zal [geintimeerde] op dit punt tot getuigenbewijs worden toegelaten.

3.11. Dit geldt ook voor de stelling van [geintimeerde] dat zij in 2014 losse tankringen naar de gemeente [plaats 3] verstuurde. Zoals ook [appelant] heeft aangevoerd valt in de overgelegde facturen zonder nadere toelichting geen steun te vinden voor deze stelling. Ook op dit punt zal [geintimeerde] derhalve, conform haar aanbod, tot getuigenbewijs worden toegelaten.

Slotsom in beide zaken

3.12. Met betrekking tot de op grond van het tussenarrest nog te bewijzen stellingen van [geintimeerde] , is het bewijs niet reeds geleverd door de overgelegde producties. [geintimeerde] zal tot nadere bewijslevering door het horen van getuigen worden toegelaten.

3.13. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4 Beslissing

Het hof:

In de zaak van [appellant] (zaaknummer 00.329.392/01)

Laat [geintimeerde] toe tot het bewijs van haar stelling dat zij de gemeente [plaats 3] een bedrag van € [bedrag 2] heeft betaald ter zake van ten onrechte in de periode 25 december 2014 tot 17 september 2021 aan de gemeente [plaats 3] in rekening gebrachte tankbeurten voor kenteken [nummer 2] ;

In de zaak van [appelant] (zaaknummer 200.329.466/01)

Laat [geintimeerde] toe tot het bewijs van haar stellingen:

In beide zaken

bepaalt dat, indien [geintimeerde] getuigen wil doen horen, de getuigen zullen worden gehoord door mr. M.C. Bosch, daartoe tot raadsheer commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen dag en uur;

bepaalt dat de advocaat van [geintimeerde] uiterlijk binnen twee weken na de uitspraakdatum van dit arrest aan het enquêtebureau van de griffie van dit hof zal meedelen wat de verhinderdagen zijn van partijen, hun advocaten en de getuigen in de maanden oktober tot en met december 2025;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, M.C. Bosch en M.M. van ’t Nedereind en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025.