ECLI:NL:GHAMS:2025:2250 - Gerechtshof Amsterdam - 26 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.336.592/01 zaaknummer rechtbank: C/15/322288 / FA RK 21-5549
beschikking van de meervoudige kamer van 26 augustus 2025 in de zaak van
[de moeder] , wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente 1] , verzoekster in hoger beroep, hierna: de moeder, advocaat: mr. A.J. Robbers te Amsterdam,
en
[de vader] , wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente 2] , verweerder in hoger beroep, hierna: de vader, advocaat: mr. C.L. Verhoeven te Haarlem.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
-
de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ),
-
de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ).
Het hof heeft als deskundige aangemerkt:
- de bijzondere curator [curator] (hierna: de bijzondere curator).
In de procedure heeft een adviserende taak: de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem, hierna: de raad.
1 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
1.1 Voor het verloop van de procedure tot 30 juli 2024 verwijst het hof naar de tussenbeschikkingen van 2 juli 2024 en 30 juli 2024.
1.2 Het hof heeft bij de hiervoor genoemde tussenbeschikking van 2 juli 2024 partijen verzocht zich uit te laten over het voornemen van het hof om [curator] tot bijzondere curator te benoemen. Bij de hiervoor genoemde tussenbeschikking van 30 juli 2024 is [curator] met ingang van de datum van die beschikking tot bijzondere curator over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] benoemd en heeft het hof de behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing in hoger beroep aangehouden in afwachting van de resultaten van het onderzoek door de bijzondere curator. De bijzondere curator is verzocht schriftelijk verslag uit te brengen over de volgende vragen:
-
Wat zijn de wensen en belangen van de kinderen ten aanzien van contact met hun vader?
-
Waarom hebben de kinderen het contact met de vader na contactherstel aanvankelijk als fijn ervaren, maar hebben de kinderen aan het hof geuit het contact niet fijn te vinden?
-
Zijn er factoren vanuit de kinderen of factoren buiten de kinderen gelegen die het contact met de vader belemmeren? Zo ja, welke zijn dat dan en kunnen deze worden opgeheven?
-
Zullen de kinderen in de huidige situatie bij een zorgregeling met de vader gebaat zijn en zo ja, hoe dient deze zorgregeling te worden ingevuld en wat is daarvoor nodig?
-
Welke andere bevindingen die relevant zijn voor de te nemen beslissing ten aanzien van de
zorgregeling volgen uit het onderzoek?
1.3 De bijzondere curator heeft op 29 december 2024 haar verslag toegestuurd aan het hof.
1.4 Daarna heeft het hof de volgende stukken ontvangen:
-
een bericht van de vader van 10 januari 2025;
-
een bericht van de moeder van 15 januari 2025;
-
een bericht van de moeder van 1 maart 2025 met bijlagen;
-
twee berichten van de vader van 3 maart 2025, waarvan één met bijlagen;
-
een bericht van de moeder van 3 maart 2025;
-
een bericht van de vader van 8 april 2025;
-
een bericht van de moeder van 19 april 2025;
-
een bericht van de vader van 19 mei 2025;
-
een bericht van de moeder van 4 juni 2025;
-
een bericht van de raad van 8 juli 2025;
-
een bericht van de vader van 8 juli 2025;
-
een bericht van de moeder van 9 juli 2025;
-
twee berichten van de vader van 9 juli 2025;
-
een bericht van de raad van 9 juli 2025;
-
een bericht van de vader van 10 juli 2025.
1.5 De vader heeft bij genoemd bericht van 10 juli 2025 aan het hof toegezonden een pleitnota, met het verzoek deze aan het procesdossier toe te voegen. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen kennisname van dit stuk door het hof. Het hof heeft ter zitting in hoger beroep als beslissing van het hof meegedeeld dat het hof van de hiervoor genoemde pleitnota geen kennis zal nemen, zodat die geen onderdeel uitmaakt van het procesdossier. Het gaat hier om een pleitnota die mr. Verhoeven voornemens was op de zitting voor te dragen. De vader en zijn advocaat zijn echter ter zitting niet verschenen en het hof heeft partijen geen toestemming gegeven voor een schriftelijke pleitronde.
1.6 De zitting is voortgezet op 11 juli 2025. Hierbij waren aanwezig:
-
de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-
de bijzondere curator, via een videoverbinding.
De raad was, met bericht van afmelding, niet bij de zitting aanwezig wegens problemen met de personele bezetting. De vader en zijn advocaat waren, hoewel op juiste wijze opgeroepen, evenmin bij de zitting aanwezig. Zij hebben voorafgaand aan de zitting aan het hof laten weten niet aanwezig te zullen zijn vanwege het bezwaar tegen de beslissing van het hof om de zitting doorgang te laten vinden zonder aanwezigheid van de raad, zoals verder toegelicht bij 3.1.
2 De omvang van het hoger beroep
2.1 Bij de bestreden beschikking van 6 oktober 2023, hersteld bij beschikking van 24 november 2023, is, voor zover hier van belang:
- met wijziging in zoverre van het ouderschapsplan van 22 april 2015 en de beschikking van 28 juni 2017 een zorgregeling ten aanzien van de kinderen vastgesteld, waarbij de kinderen bij de vader verblijven:
in de even weken gedurende het weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 18.30 uur, alsmede een extra weekend per kwartaal, te weten in de weken 9, 23, 37 en 49; gedurende de zomer-, herfst, voorjaars-, mei- en kerstvakantie, een en ander zoals in de beschikking vermeld;
- bepaald dat de moeder per dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft de zorg- en vakantieregeling na te komen een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt ten bedrage van € 500,- met een maximum van € 10.000,-.
2.2 De moeder verzoekt, na wijziging van haar verzoeken en met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat er voorlopig geen contact zal zijn tussen de vader en de kinderen en dat de dwangsommen worden opgeheven. Daarnaast verzoekt de moeder, gelet op haar bij schrijven van 1 maart 2025 gedane aanvullende verzoeken, haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten. Subsidiair verzoekt de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen op (middelbare) scholen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek met betrekking tot de vervangende toestemming voor schoolinschrijving ingetrokken.
2.3 De vader laat de beslissing over de zorgregeling over aan het hof en de professionele instanties. Hij verzoekt, naar het hof begrijpt, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor schoolinschrijving. Daarnaast verzoekt hij de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep. Tot slot maakt hij bezwaar tegen de aanvulling van het verzoek, waarbij de moeder verzoekt haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
3 De verdere beoordeling in hoger beroep
Het procesverloop - afwezigheid raad ter zitting van 11 juli 2025
3.1 Zoals hiervoor onder 1.6 vermeld was de raad, met kennisgeving, niet bij de zitting aanwezig. Om die reden heeft de vader aanhouding van de zitting verzocht. Hij is het gezien de bijzondere aard van de zaak, waarin het toekomstige contact met zijn kinderen in het geding is, niet eens met de afwezigheid van de raad. Bovendien is voor contactherstel hulpverlening in een gedwongen kader, via een ondertoezichtstelling, nodig en moet daarover het gesprek met de raad worden aangegaan, aldus de vader. Bij bericht van 9 juli 2025 heeft het hof de ouders geïnformeerd dat het hof heeft beslist om de zitting doorgang te laten vinden. Aanhouding zou betekenen dat de zaak opnieuw voor langere tijd werd uitgesteld, hetgeen het hof onwenselijk acht. Het hof acht het belang van de kinderen bij duidelijkheid zwaarwegend. Daarbij komt dat op de zitting niet alleen de zorgregeling zou worden besproken maar ook de kwestie over de toelaatbaarheid van moeders verzoek met betrekking tot het gezag voorligt. Alles afwegende heeft het hof besloten de zitting door te laten gaan.
Toelaatbaarheid verzoek over het gezag
3.2 Bij berichten van 1 maart en 19 april 2025 heeft de moeder haar verzoeken aangevuld, in die zin dat zij verzoekt haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten. De moeder stelt dat zij op grond van artikel 283 juncto artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd is haar verzoeken te vermeerderen. Ook is haar verzoek toelaatbaar op grond van artikel 3 IVRK, omdat het belang van de kinderen daaraan ten grondslag ligt. Zij hebben behoefte aan duidelijkheid en rust en beëindiging van vaders gezag draagt daaraan bij. Verder is behandeling van het aanvullende verzoek in deze lopende procedure efficiënter dan het starten van een nieuwe procedure. Bovendien is de vader voldoende in de gelegenheid gesteld om zich tegen het verzoek te verweren, aldus de moeder.
3.3 De vader heeft bij berichten van 3 maart en 8 april 2025 bezwaar gemaakt tegen het aanvullende verzoek van de moeder. Hij stelt dat de aanvulling strijdig is met de goede procesorde. Het gezag was geen onderwerp in de procedure bij de rechtbank. Daarnaast heeft de moeder in haar stukken geen enkele grief aangevoerd of opmerking gemaakt met betrekking tot het gezag; de tweeconclusieregel staat aan behandeling van het verzoek in de weg.
3.4 Het hof heeft de ouders voorafgaand aan de zitting geïnformeerd het verzoek van de moeder met betrekking tot het gezag niet inhoudelijk te behandelen, maar enkel te beslissen over de toelaatbaarheid van het verzoek. Op grond van de zogeheten tweeconclusieregel moeten grieven, evenals veranderingen en vermeerderingen van een verzoek, in beginsel in het beroepschrift worden aangevoerd. De moeder heeft haar aanvulling van verzoek niet in het beroepschrift vermeld. Op genoemde, in beginsel strakke, regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden gemaakt, maar daarvoor bestaat in dit geval onvoldoende grond. De procedure in hoger beroep loopt inmiddels anderhalf jaar. In de zaak is een bijzondere curator benoemd, die verslag heeft uitgebracht. Het hof heeft de kwestie van het gezag niet in de opdracht van de bijzondere curator kunnen betrekken en zij heeft zich daarover ook niet uitgelaten. Het aanvullende verzoek van de moeder in dit late stadium, waarin de procedure over de zorgregeling al langere tijd loopt en reeds onderzoek door de bijzondere curator is gedaan, is in strijd met de goede procesorde. Hetgeen de moeder overigens nog heeft aangevoerd leidt niet tot een andere beslissing. Het hof zal het aanvullende verzoek dan ook buiten beschouwing laten.
De zorgregeling
Het wettelijk kader
3.5 Op grond van artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, zoals een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De standpunten
3.6 De moeder stelt dat de omgang tussen de vader en de kinderen stopgezet moet worden. Uit het rapport van de bijzondere curator blijkt dat op dit moment bij de kinderen geen ruimte bestaat voor contact met de vader. Dit sluit aan bij hetgeen de kinderen al lange tijd aangeven
bij de hulpverlening en betrokken instanties. Dat de bijzondere curator in eerste instantie heeft gerapporteerd dat [minderjarige 2] een manier wil gaan vinden om wel met de vader in contact te zijn komt vermoedelijk doordat zijn uitlatingen sociaal wenselijk waren dan wel voortkwamen uit een inmiddels vervlogen hoop. Voorafgaand aan de zomervakantie van 2024 is het contact tussen de vader en de kinderen gestopt. De kinderen wilden geen contact meer. Vervolgens heeft de vader aangegeven de kinderen niet te willen forceren om naar hem te gaan om rust te creëren. Desondanks heeft hij daarna verschillende contactpogingen richting [minderjarige 1] ondernomen, hetgeen stress bij haar heeft veroorzaakt. De moeder probeert de kinderen te stimuleren om op een bepaalde manier in contact met de vader te zijn, bijvoorbeeld door te vragen of zij hem willen bellen of mailen, maar zij willen dat niet. Ook informeert de moeder de vader over belangrijke aangelegenheden aangaande de kinderen. De huidige situatie zorgt voor een problematische dynamiek tussen de ouders. De vader heeft aangegeven geen uitvoering meer te geven aan de zorgregeling, maar doordat de regeling en de dwangsommen nog in stand zijn blijft de vader macht ten opzichte van de moeder houden. Het is van belang voor de kinderen dat er rust en duidelijkheid ontstaat, zodat zij kunnen toekomen aan al hun ontwikkelingstaken. Ook biedt hun dat op termijn de ruimte om te ontdekken of zij in de toekomst op een bepaalde manier in contact met de vader willen staan, aldus de moeder.
3.7 De vader laat de beslissing aan het hof over. Hij kan niet anders dan zich neerleggen bij de situatie. Er is op dit moment geen mogelijkheid om op een zinvolle manier invulling te geven aan een zorgregeling tussen hem en de kinderen. De situatie tussen de vader en de kinderen is in een neerwaartse spiraal terechtgekomen als gevolg van de voortijdige beëindiging van de ondertoezichtstelling, omdat de juiste hulpverlening daardoor niet tijdig is ingezet. De vader blijft zich verzetten tegen de schadelijke gevolgen van het ontbreken van contact tussen de vader en de kinderen. De kinderen onthechten daarvoor volledig van de vader en groeien op in een onveilige situatie bij de moeder. De vader twijfelt ernstig of de moeder in een vrijwillig kader, waarin de vader op grote afstand staat, zal doen wat zij moet doen om de kinderen met de geadviseerde hulpverlening te laten starten om zo op de lange termijn tot verbetering te komen. De vader zal zich blijven inzetten voor een verbetering van de situatie, zijn vaderschap en het welzijn van de kinderen. Daarbij zou een ondertoezichtstelling helpend zijn, zodat vervolgstappen worden gezet in hulpverlening en contactherstel op de lange termijn. Het voorgaande leidt ertoe dat de vader niet zelf zal besluiten om de zorgregeling te beëindigen, maar dit aan het hof laat.
De visie van de bijzondere curator
3.8 De bijzondere curator heeft in haar uitgebrachte verslag en ter zitting het hof geadviseerd geen zorgregeling voor de kinderen te bepalen. Er bestaat bij de kinderen op dit moment geen draagvlak voor contact met de vader. Zij hebben zich in het verleden geforceerd gevoeld in het contactherstel en daardoor veel druk ervaren, zonder dat zij daarbij gepaste hulp hebben gekregen. Doordat in het verleden alleen op herstel van het contact is gefocust en geen diepere, systeemgerichte hulpverlening van de grond is gekomen, bleef voor de kinderen de spanning aanwezig. Dit heeft impact op hen gehad. Ook hebben de kinderen last gehad van de procedures. Zij hebben de problematiek tussen de ouders inmiddels volledig die van zichzelf gemaakt. Op dit moment hebben zij dan ook rust nodig. De bijzondere curator hoopt dat dat de kinderen veerkracht geeft en zij daardoor in de toekomst in hun eigen tempo weer de verbinding met hun vader kunnen zoeken. Hoewel contactverlies de identiteitsontwikkeling van de kinderen negatief kan beïnvloeden, is het op dit moment meer in het belang van de kinderen om geen contact te hebben. Door contactherstel zullen hun ontwikkelingstaken enorm onder druk komen te staan en dat gevolg weegt te zwaar. Daarbij zal het forceren van contact
naar verwachting alleen maar tot meer weerstand bij de kinderen leiden. Het inzetten van hulpverlening die ziet op de omgang is dan ook op dit moment niet in het belang van de kinderen. De bijzondere curator benadrukt dat het positief is dat de vader de kinderen de afgelopen tijd ruimte heeft gegeven door het contact niet te forceren. Voor de lange termijn is het goed dat de vader de kinderen kaartjes blijft sturen.
De beoordeling door het hof
3.9 Het hof heeft de voorgeschiedenis tussen de ouders omschreven in zijn tussenbeschikking van 2 juli 2024. Na de beëindiging van de relatie tussen de ouders is hun verhouding ernstig verstoord geraakt. Sindsdien worden zij het niet eens over het contact tussen de vader en de kinderen. De afgelopen jaren heeft gedurende verschillende periodes omgang tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden, maar dat is ook steeds weer gestopt. Hoewel diverse hulpverleningstrajecten zijn gestart, heeft dat uiteindelijk niet geleid tot een stabiel en duurzaam contact tussen de vader en de kinderen. Ten tijde van de eerste zitting bij het hof op 24 mei 2024 was het contact tussen de vader en de kinderen, nadat het ongeveer anderhalf jaar niet had plaatsgevonden, weer hersteld. Sindsdien werd uitvoering gegeven aan de zorgregeling zoals vastgesteld in de bestreden beschikking. Uit de brieven van de kinderen van 10 april 2024 en het gesprek met de voorzitter op 23 mei 2024 kwam naar voren dat zij niet langer contact met de vader wilden. Ten tijde van de tussenbeschikking van 2 juli 2024 achtte het hof zich onvoldoende voorgelicht over de vraag welke zorgregeling tussen de vader en de kinderen het meest in het belang van de kinderen is. Vervolgens is bij tussenbeschikking van 30 juli 2024 een bijzondere curator benoemd, onder meer om het hof advies te geven. Gebleken is dat de vader en de kinderen elkaar inmiddels al enige tijd niet hebben gezien. Het contact tussen de vader en de kinderen is voorafgaand aan de zomervakantie van 2024 gestopt, omdat de kinderen steeds meer moeite hadden om naar de vader te gaan en hij het contact niet wilde forceren. De bijzondere curator heeft in haar rapport ingekomen op 29 december 2024 en ter zitting verslag gedaan van de gesprekken die zij met de kinderen en de ouders heeft gevoerd. Zij heeft op grond daarvan aan het hof geadviseerd om geen zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te leggen.
3.10 Het hof is het met de bijzondere curator eens dat op dit moment geen concrete zorgregeling dient te worden bepaald. Vaststelling van een zorgregeling is op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Bij hen is te weinig draagvlak aanwezig voor contact. De kinderen, die inmiddels 15 en 12 jaar oud zijn, hebben herhaaldelijk laten weten dat zij niet openstaan voor contact met hun vader, onder meer aan de betrokken hulpverleningsinstanties, de bijzondere curator en aan de voorzitter in het kindgesprek. Zij ervaren weerstand in het contact met hun vader en hebben geen behoefte aan dat contact, zo hebben zij verklaard. De afgelopen jaren is veel gewerkt aan contactherstel. De bijzondere curator heeft gerapporteerd dat de kinderen daarbij niet de juiste hulp hebben gekregen en daarin onvoldoende zijn begeleid. Dat heeft er mogelijk ook toe geleid dat de kinderen op enig moment hebben aangegeven wel weer open te staan voor contact, maar dat later toch niet bleken te willen. Door het ontbreken van gepaste hulpverlening is de oorzaak van de weerstand van de kinderen tegen het contact met de vader onduidelijk gebleven. Aannemelijk is dat het dwingen van de kinderen tot omgang met de vader op dit moment contraproductief zal werken. Ook het opleggen van hulp voor contactherstel, zoals de vader wenst, zal naar verwachting op dit moment niet effectief zijn. Volgens de bijzondere curator is voor contactherstel een vorm van systemische therapie nodig, maar bestaat daarvoor momenteel geen ruimte bij de kinderen. De kinderen zijn door de druk die zij hebben ervaren als het ware resistent geworden voor hulpverlening, aldus de bijzondere curator. Het hof is van oordeel dat het op dit moment beter
is de kinderen rust en ruimte te gunnen, zodat zij zich op hun persoonlijke ontwikkeling kunnen richten. Indien de kinderen er zelf voor openstaan, is voor hen wel individuele hulp gericht op hun persoonlijke ontwikkeling mogelijk, zolang dit in hun eigen tempo en op een voor hen passende manier wordt vormgegeven. Het hof begrijpt dat het contactverlies de vader verdriet doet en hij er alles aan wil doen om, met behulp van hulpverlening, weer contact met de kinderen te kunnen hebben. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat een zorgregeling zoals bepaald in de bestreden beschikking dan wel enige andere zorgregeling nu niet mogelijk is. Het inzetten van hulpverlening om contactherstel te bewerkstelligen is zoals benoemd op dit moment ook niet haalbaar. Ook de angst van de vader dat de kinderen van hem verwijderd raken is invoelbaar. Het hof ziet met de bijzondere curator dat juist door het wegnemen van de druk met betrekking tot het contact op termijn mogelijk meer ruimte bij de kinderen zal ontstaan voor herstel van de verbinding met hun vader. Het is dan ook positief dat de vader de kinderen de afgelopen periode de ruimte heeft gegeven.
3.11 Het hof benadrukt dat het bij het voorgaande van belang is dat de moeder voldoet aan haar (wettelijke) verplichting om de ontwikkeling van de banden van de kinderen met de vader te bevorderen. Nu er geen zorgregeling tussen de vader en de kinderen zal gelden, is het eens temeer belangrijk dat de moeder de vader informeert over de kinderen. Hierdoor kan de vader een band met de kinderen behouden en kan hij beter bij hen aansluiten als op enig moment wel weer contact kan plaatsvinden. Dit vergt van de moeder dat zij zich inzet om de vader op structurele basis op de hoogte te stellen en daarbij zoveel mogelijk informatie over de kinderen te verstrekken. Enkel het verschaffen van bijzondere informatie volstaat niet. Het hof gaat ervan uit dat de moeder haar ter zitting in hoger beroep gedane toezegging nakomt en uitgebreidere informatie met de vader zal delen.
3.12 Gezien het voorgaande ziet het hof, in lijn met het advies van de bijzondere curator, op dit moment geen mogelijkheden voor het opleggen van een zorgregeling. De door de rechtbank bepaalde zorgregeling en de daaraan verbonden dwangsom voor nakoming kunnen dan ook niet in stand blijven. Het hof zal de bestreden beschikking deels vernietigen en bepalen dat vanaf heden tussen de vader en de kinderen geen zorgregeling zal gelden. Het hof begrijpt dat, zoals hiervoor overwogen, sinds een moment voorafgaand aan de zomervakantie van 2024 geen uitvoering meer wordt gegeven aan de zorgregeling. De moeder stelt in haar brief van 15 januari 2025 dat de vader desgevraagd, met het oog op verbeurte van dwangsommen, heeft bevestigd dat hij geen uitvoering aan de zorgregeling zal geven. De vader heeft dit niet betwist, zodat het hof daarvan ook uitgaat. De bepaling in de bestreden beschikking dat de moeder bij niet nakoming van de zorgregeling een dwangsom verbeurt wordt dan ook vernietigd voor zover deze bepaling ziet op de periode sinds de zomervakantie 2024 dat geen uitvoering meer wordt gegeven aan de zorgregeling. Voor het overige wordt de bestreden beschikking op het punt van de dwangsom bekrachtigd.
Proceskosten
3.13 Het hof ziet geen aanleiding om de moeder in de proceskosten te veroordelen, zoals de vader heeft verzocht. Het hof zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten compenseren.
3.14 Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
4 De beslissing
Het hof:
laat de aanvulling van verzoek door de moeder (eenhoofdig gezag) buiten beschouwing;
vernietigt de bestreden beschikking met betrekking tot de zorgregeling en de beslissing met betrekking tot de dwangsom, voor zover die betrekking heeft op de periode vanaf de zomervakantie van 2024 dat geen uitvoering meer wordt gegeven aan de zorgregeling, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat vanaf heden tussen de vader en de kinderen geen zorgregeling zal gelden;
wijst af het verzoek van de vader om aan de nakoming van de door de rechtbank bepaalde zorgregeling een dwangsom te verbinden, voor zover dat verzoek betrekking heeft op de periode vanaf de zomervakantie van 2024 dat geen uitvoering meer wordt gegeven aan de zorgregeling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. A.N. van de Beek en mr. A.E. Oderkerk, in tegenwoordigheid van mr. B.F. Beijderwellen als griffier en is op 26 augustus 2025in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.