ECLI:NL:GHAMS:2025:2189 - Gerechtshof Amsterdam - 19 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.346.950/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10465404 CV EXPL 23-5785
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 augustus 2025
in de zaak van
1 [appellant 1] ,
wonend te [plaats 1] , 2. [appellant 2], wonend te [plaats 1] , appellanten, advocaat: mr. P.H.J. Körver te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde], wonend te [plaats 2] , geïntimeerde, niet verschenen.
Partijen worden hierna [appellanten] en [geïntimeerde] genoemd.
1 Het geding in hoger beroep
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 19 maart 2024, hersteld bij exploot van 25 oktober 2024, in hoger beroep gekomen van een vonnis van 19 december 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie, en [appellanten] als gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie (hierna: het bestreden vonnis).
[geïntimeerde] is in hoger beroep niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.
[appellanten] hebben vervolgens een memorie van grieven ingediend, met een productie. [appellanten] hebben geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis in reconventie en tot – uitvoerbaar bij voorraad – toewijzing van hun in hoger beroep gewijzigde eis, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties, met rente.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2 Beoordeling
2.1. [appellanten] hebben bij memorie van grieven onderdelen van hun eis en de grondslag daarvan gewijzigd. Aangezien [geïntimeerde] in hoger beroep niet is verschenen, is een verandering van eis door [appellanten] niet toelaatbaar, tenzij [appellanten] die verandering van eis tijdig bij exploot kenbaar hebben gemaakt aan [geïntimeerde] . Uit het procesdossier blijkt niet dat [appellanten] genoemde verandering van de eis bij exploot aan [geïntimeerde] kenbaar hebben gemaakt. Als gevolg daarvan is [geïntimeerde] niet op de hoogte van de gewijzigde eis en heeft hij ook niet volledig geïnformeerd kunnen beslissen om al dan niet in hoger beroep te verschijnen. Het hof kan daarom geen uitspraak doen op de gewijzigde eis (vgl. artikel 130 lid 3 in samenhang met artikel 353 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv).
2.2. [appellanten] zullen in de gelegenheid worden gesteld dit te herstellen door met overeenkomstige toepassing van artikel 120 lid 3 Rv de memorie van grieven en onderhavig arrest bij exploot aan [geïntimeerde] te laten betekenen, en hem daarbij tegen de hierna te noemen roldatum in het geding op te roepen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor akte overlegging stukken waaruit de dienovereenkomstige betekening van de memorie van grieven en dit arrest blijkt.
3 Beslissing
Het hof:
3.1. verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 30 september 2025 voor een akte aan de zijde van [appellanten] met het hiervoor onder 2.2. omschreven doel;
3.2. bepaalt dat [appellanten] deze roldatum bij exploot aan [geïntimeerde] dienen aan te zeggen met herstel van het onder 2.1. bedoelde verzuim op kosten van [appellanten] ;
3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J. Dun, mr. M.E. van Neck en mr. E.J. Bellaart en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025.