Arrest inhoud

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-001610-22

datum uitspraak: 1 juli 2025

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 juni 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 15-313828-21 en 02-074082-20 (TUL) tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,

adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juni 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 19 november 2021 te Blokker, gemeente Hoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning aan de [adres 2], goederen van zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, een ruit van die woning heeft ingegooid en vervolgens die woning is binnengegaan door het gat van die gebroken ruit, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

  1. subsidiairhij op of omstreeks 19 november 2021 te Blokker, gemeente Hoorn in de woning, [adres 2], bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;

2.hij in of omstreeks de periode van 17 november 2021 tot en met 19 november 2021 te Blokker, gemeente Hoorn, in/uit een woning gelegen aan de [adres 3], een halskettinkje en/of een jack en/of een zonnebril en/of een of meer rookworst(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak van feit 1, primair

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft aangegeven dat hij die avond een slaap- en chillplek zocht, het koud had en dat dit de reden was dat hij de woning was ingegaan. Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het oogmerk had om zich wederrechtelijk goederen toe te eigenen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

  1. subsidiairhij op 19 november 2021 te Blokker, in de woning, [adres 2], bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;

2.hij in de periode van 17 november 2021 tot en met 19 november 2021 te Blokker, uit een woning gelegen aan de [adres 3], een halskettinkje en een jack en een zonnebril en rookworsten, die aan [benadeelde] en/of [slachtoffer 3], toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op: in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat het tenlastegelegde de verdachte niet kan worden toegerekend. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat in het Pro Justitia rapport van 17 oktober 2023 weliswaar is geadviseerd om het tenlastegelegde bij een bewezenverklaring in ieder geval in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, maar ook dat volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet kan worden uitgesloten. Wegens beperkingen van het onderzoek, met name het tijdsverloop, kan dat niet worden vastgesteld.

Het hof staat voor de vraag of op basis van de stukken van het procesdossier de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde kan worden vastgesteld, en of een causaal verband kan worden vastgesteld tussen die eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en het handelen van de verdachte.

Het hof heeft kennisgenomen van de over de verdachte opgemaakte psychiatrische rapportage van 17 oktober 2023, opgemaakt door dr. [naam], psychiater.

De deskundige rapporteert, zakelijk weergeven, als volgt:

Bij betrokkene is sprake van een psychose die voorlopig wordt geclassificeerd als een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Het meest waarschijnlijk is onderliggend sprake van schizofrenie, maar een schizoaffectieve stoornis kan ook niet worden uitgesloten.

Ten tijde van het tenlastegelegde was bij betrokkene sprake van een psychose en dit beïnvloedde zijn gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Het is niet duidelijk of betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde onder invloed was van cannabis, alcohol of andere drugs. Het advies is om de tenlastegelegde inbraken bij een bewezen verklaring in ieder geval in een verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen. Volledige ontoerekenbaarheid kan niet worden uitgesloten, maar door de beperkingen van het onderzoek ook niet worden aangetoond.

Het staat niet ter discussie dat bij de verdachte sprake is van een stoornis, maar het hof is van oordeel dat er op basis van voornoemde rapportage en het dossier onvoldoende aanleiding bestaat om te concluderen dat de psychose onvermijdelijk tot zijn handelen heeft geleid.

Alles tezamen bestaat er voor het hof onvoldoende aanleiding om tot een volledig ontoerekenbaarheid van verdachte bij het plegen van deze feiten te komen. Het hof neemt de conclusie en het advies van deskundige over en zal verdachte de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekenen. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 162 dagen, met aftrek van het voorarrest.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en huisvredebreuk. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van woninginbraken of huisvredebreuk vaak nog lange tijd daarna zich niet meer veilig voelen in hun eigen woning en daarom nog lange tijd psychische en/of lichamelijke gevolgen kunnen ondervinden. Bovendien dragen dergelijke feiten bij aan het ontstaan van gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.

Het hof zal de verdachte het plegen van deze feiten verminderd toerekenen gezien hetgeen uit bovengenoemde rapportage is gebleken.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 juni 2025 is hij vaker voor vermogensdelicten veroordeeld. Het hof heeft in dit verband rekening gehouden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof heeft ten slotte rekening gehouden met de omstandigheid dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De redelijke termijn is aangevangen op 19 november 2019, de dag dat de verdachte in verzekering is gesteld. Het vonnis van de rechtbank dateert van 2 juni 2022. Namens de verdachte is op 16 juni 2022 hoger beroep ingesteld. De zaak is in hoger beroep afgerond met een eindbeslissing op 1 juli 2025. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie, is er sprake van een overschrijding van deze termijn in eerste aanleg van ruim 6 maanden, en in hoger beroep van ruim 1 jaar. Gelet op het tijdsverloop zal het hof de op te leggen straf om die reden aanzienlijk matigen, in die zin dat het hof in plaats van de voorgenomen op te leggen gevangenisstraf van 100 dagen een gevangenisstraf van 90 dagen zal opleggen.

Gelet op de voornoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf onwenselijk is. Het hof acht, alles afwegend, een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 853,40 voor de beschadigde luxaflex. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,00. In de handhavingsformulier van 22 mei 2023 heeft de benadeelde partij aangegeven de oorspronkelijke vordering te verlagen met € 853,40.

Het hof constateert dat de benadeelde partij hiermee te kennen heeft gegeven de vordering niet langer te handhaven zodat de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven schoenen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte K. van Bijnen, aangezien hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de onder parketnummer 02-074082-20 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 juli 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Nu is gebleken dat de proeftijd van vordering tot tenuitvoerlegging loopt tot 25 juni 2025, en daarmee op het moment van de uitspraak zal zijn verstreken, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 138 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstrafvoor de duur van 90 (negentig) dagen.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 2 STK Schoenen.

Wijst af de vordering van de officier van justitie van het parket Zeeland-West-Brabant van 10 juli 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland West Brabant van 10 juli 2020, parketnummer 02-074082-20, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 3 weken.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.J. Hübel, mr. N. van der Wijngaart en mr. C.P.E.M. Fonteijn-van der Meulen, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juli 2025.

mr. N. van der Wijngaart is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.