Artikel 98 (Inbeslagneming bij verschoningsgerechtigden)
1. Bij personen met bevoegdheid tot verschooning, als bedoeld bij de artikelen 218 en 218a, worden, tenzij met hunne toestemming, niet in beslag genomen brieven of andere geschriften, tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt. De rechter-commissaris is bevoegd ter zake te beslissen.
2. Indien de persoon met bevoegdheid tot verschoning bezwaar maakt tegen de inbeslagneming van brieven of andere geschriften omdat zijn plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt, wordt niet tot kennisneming overgegaan dan nadat de rechter-commissaris daarover heeft bepaald.
3. De rechter-commissaris die beslist dat inbeslagneming is toegestaan, deelt de persoon met bevoegdheid tot verschoning mede dat tegen zijn beslissing beklag open staat bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd en tevens dat niet tot kennisneming wordt overgegaan dan nadat onherroepelijk over het beklag is beslist.
4. Tegen de beschikking van de rechter-commissaris kan de persoon met bevoegdheid tot verschoning binnen veertien dagen na de betekening daarvan een klaagschrift indienen bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd. Artikel 552a is van toepassing.
5. Een doorzoeking vindt bij zodanige personen, tenzij met hun toestemming, alleen plaats voor zover het zonder schending van het stands-, beroeps- of ambtsgeheim kan geschieden, en strekt zich niet uit tot andere brieven of geschriften dan die welke het voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan gediend hebben.
6. De rechter-commissaris kan zich bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het beroep van de verschoningsgerechtigde op zijn geheimhoudingsplicht laten voorlichten door een vertegenwoordiger van de beroepsgroep waartoe de verschoningsgerechtigde behoort.
Uitleg in duidelijke taal
1. Bij personen met bevoegdheid tot verschooning, als bedoeld bij de artikelen 218 en 218a, worden, tenzij met hunne toestemming, niet in beslag genomen brieven of andere geschriften, tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt. De rechter-commissaris is bevoegd ter zake te beslissen.
Dit lid bepaalt dat bij personen die op grond van de artikelen 218 en 218a een bevoegdheid tot verschooning hebben, brieven of andere geschriften waarvoor hun plicht tot geheimhouding geldt, niet in beslag mogen worden genomen. Een uitzondering hierop is wanneer deze personen hiervoor hunne toestemming geven. De rechter-commissaris is bevoegd om in dergelijke gevallen een beslissing te nemen.
2. Indien de persoon met bevoegdheid tot verschoning bezwaar maakt tegen de inbeslagneming van brieven of andere geschriften omdat zijn plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt, wordt niet tot kennisneming overgegaan dan nadat de rechter-commissaris daarover heeft bepaald.
Dit lid stelt dat als een persoon met bevoegdheid tot verschoning bezwaar aantekent tegen de inbeslagneming van brieven of andere geschriften, stellende dat zijn plicht tot geheimhouding zich tot deze stukken uitstrekt, men niet tot kennisneming van de inhoud van deze stukken mag overgaan. Dit verbod op kennisneming geldt totdat de rechter-commissaris hierover een beslissing heeft genomen.
3. De rechter-commissaris die beslist dat inbeslagneming is toegestaan, deelt de persoon met bevoegdheid tot verschoning mede dat tegen zijn beslissing beklag open staat bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd en tevens dat niet tot kennisneming wordt overgegaan dan nadat onherroepelijk over het beklag is beslist.
Dit lid schrijft voor dat wanneer de rechter-commissaris beslist dat inbeslagneming wel is toegestaan, hij de persoon met bevoegdheid tot verschoning hierover informeert. Daarbij deelt hij mede dat tegen zijn beslissing beklag kan worden ingediend bij het gerecht in feitelijke aanleg waar de strafzaak wordt vervolgd. Tevens wordt medegedeeld dat niet tot kennisneming van de in beslag genomen stukken wordt overgegaan voordat er onherroepelijk (definitief) over het ingediende beklag is beslist.
4. Tegen de beschikking van de rechter-commissaris kan de persoon met bevoegdheid tot verschoning binnen veertien dagen na de betekening daarvan een klaagschrift indienen bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd. Artikel 552a is van toepassing.
Dit lid regelt dat de persoon met bevoegdheid tot verschoning de mogelijkheid heeft om een klaagschrift in te dienen tegen de beschikking van de rechter-commissaris. Dit klaagschrift moet worden ingediend binnen een termijn van veertien dagen, te rekenen vanaf de dag na de betekening (officiële kennisgeving) van de beschikking. Het klaagschrift dient te worden ingediend bij het gerecht in feitelijke aanleg waar de betreffende zaak wordt vervolgd. De bepalingen van artikel 552a zijn hierbij van toepassing.
5. Een doorzoeking vindt bij zodanige personen, tenzij met hun toestemming, alleen plaats voor zover het zonder schending van het stands-, beroeps- of ambtsgeheim kan geschieden, en strekt zich niet uit tot andere brieven of geschriften dan die welke het voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan gediend hebben.
Dit lid bepaalt dat een doorzoeking bij personen met een bevoegdheid tot verschoning (zodanige personen) in beginsel alleen mag plaatsvinden met hun toestemming. Zonder hun toestemming is een doorzoeking slechts toegestaan voor zover dit kan gebeuren zonder dat hun standsgeheim, beroepsgeheim of ambtsgeheim wordt geschonden. Verder mag de doorzoeking zich niet uitstrekken tot andere brieven of geschriften dan die welke het voorwerp van het strafbare feit vormen of die gediend hebben tot het begaan van dat strafbare feit.
6. De rechter-commissaris kan zich bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het beroep van de verschoningsgerechtigde op zijn geheimhoudingsplicht laten voorlichten door een vertegenwoordiger van de beroepsgroep waartoe de verschoningsgerechtigde behoort.
Dit lid geeft de rechter-commissaris de mogelijkheid om zich te laten voorlichten wanneer hij de aannemelijkheid beoordeelt van het beroep dat een verschoningsgerechtigde doet op zijn geheimhoudingsplicht. Deze voorlichting kan worden ingewonnen bij een vertegenwoordiger van de beroepsgroep waar de betreffende verschoningsgerechtigde deel van uitmaakt.