Artikel 272 (Opzettelijke schending ambts- beroeps- of wettelijk geheim)
1. Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.
2. Indien dit misdrijf tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op diens klacht.
3. Indien het feit is gepleegd ten behoeve van een buitenlandse mogendheid wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.
Uitleg in duidelijke taal
1. Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.
Dit betekent dat de persoon die een geheim – waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij verplicht is het te bewaren uit hoofde van (voormalig) ambt, beroep of wettelijk voorschrift – opzettelijk schendt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie.
2. Indien dit misdrijf tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op diens klacht.
Dit houdt in dat als dit misdrijf tegen een bepaald persoon is gepleegd, het misdrijf slechts vervolgd wordt nadat die persoon een klacht heeft ingediend.
3. Indien het feit is gepleegd ten behoeve van een buitenlandse mogendheid wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.
Dit betekent dat als het feit is gepleegd ten behoeve van een buitenlandse mogendheid, de voor dat feit vastgestelde gevangenisstraf met een derde wordt verhoogd.