Artikel 5 (Rechtsmacht ouderlijke verantwoordelijkheid kind buitenland)
Onverminderd artikel 1 heeft de Nederlandse rechter in zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid geen rechtsmacht indien het kind zijn gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft, tenzij hij zich in een uitzonderlijk geval, wegens de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland, in staat acht het belang van het kind naar behoren te beoordelen.
Uitleg in duidelijke taal
Onverminderd artikel 1 heeft de Nederlandse rechter in zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid geen rechtsmacht indien het kind zijn gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft, tenzij hij zich in een uitzonderlijk geval, wegens de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland, in staat acht het belang van het kind naar behoren te beoordelen.
Dit artikel bepaalt, met behoud van wat in artikel 1 is vastgelegd (onverminderd artikel 1), dat de Nederlandse rechter in zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid geen rechtsmacht heeft als het kind zijn gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft. Hierop bestaat een uitzondering: de rechter kan wel rechtsmacht hebben als hij oordeelt dat er sprake is van een uitzonderlijk geval. Dit kan de rechter doen vanwege de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland, en als hij zichzelf in staat acht het belang van het kind naar behoren te beoordelen.