Artikel 431 (Tenuitvoerlegging buitenlandse beslissingen en akten)
1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 985-994, kunnen noch beslissingen, door vreemde rechters gegeven, noch buiten Nederland verleden authentieke akten binnen Nederland ten uitvoer worden gelegd.
2. De gedingen kunnen opnieuw bij de Nederlandse rechter worden behandeld en afgedaan.
Uitleg in duidelijke taal
1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 985-994, kunnen noch beslissingen, door vreemde rechters gegeven, noch buiten Nederland verleden authentieke akten binnen Nederland ten uitvoer worden gelegd.
Dit betekent letterlijk dat, met uitzondering van wat is vastgelegd in de artikelen 985-994, beslissingen die door buitenlandse (vreemde) rechters zijn genomen, en authentieke akten die buiten Nederland zijn opgemaakt (verleden), niet binnen Nederland ten uitvoer kunnen worden gelegd (geëxecuteerd).
2. De gedingen kunnen opnieuw bij de Nederlandse rechter worden behandeld en afgedaan.
Dit betekent letterlijk dat de rechtszaken (gedingen) opnieuw door een Nederlandse rechter kunnen worden behandeld en beslist (afgedaan).
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:PHR:2025:1014 - Conclusie A-G: Erkenning Engelse vermogensverdeling na talaq-scheiding - 19 september 2025
De P-G adviseert de Hoge Raad dat een Engelse beslissing tot verdeling van het huwelijksvermogen erkend kan worden in Curaçao. De rechtsmacht van de Engelse rechter is gebaseerd op de stilzwijgende forumkeuze van de man, een internationaal aanvaardbare grond, ook zonder toetsing van de 'vergewisplicht' uit de HuwVermVo.
ECLI:NL:RBDHA:2025:15280 - Rechtbank Den Haag - 13 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12573 - Rechtbank Den Haag - 14 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9338 - Rechtbank Rotterdam - 24 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11274 - Aansprakelijkheid moederbedrijf voor milieuschade dochter in Brazilië afgewezen - 24 september 2025
De rechtbank Rotterdam wijst de vorderingen van Braziliaanse eisers tegen Norsk Hydro en Nederlandse dochtervennootschappen af. De vorderingen zijn grotendeels verjaard. Voor de overige vorderingen oordeelt de rechtbank dat naar Braziliaans recht onvoldoende is onderbouwd dat de moeder- en zusterbedrijven als indirecte vervuilers aansprakelijk zijn.