Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Elfde titel. Cassatie
Tweede afdeling. De termijn van beroep in cassatie in vorderingsprocedures en de schorsende kracht daarvan
Artikel 402

Artikel 402 (Termijn beroep in cassatie vorderingsprocedures)

Laatste versie

1. Het beroep in cassatie moet - behoudens in de gevallen waarin de wet een kortere cassatietermijn voorschrijft - worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak.

2. In de gevallen, waarin de wet voor het hoger beroep een kortere termijn heeft voorgeschreven, wordt ook de termijn voor het beroep in cassatie verkort en gesteld op het dubbele van de termijn in die gevallen voor het hoger beroep bepaald.

3. Indien in de vorige instantie een vordering tot vrijwaring geheel of gedeeltelijk is afgewezen op grond van de afwijzing van de vordering in de hoofdzaak, staat het beroep in cassatie daarvan open tot het moment dat in de hoofdzaak in cassatie het verweerschrift is ingediend.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het beroep in cassatie moet - behoudens in de gevallen waarin de wet een kortere cassatietermijn voorschrijft - worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak.

Dit betekent letterlijk: het beroep in cassatie dient te worden ingesteld binnen een termijn van drie maanden. Deze termijn start op de dag van de uitspraak. Een uitzondering hierop (behoudens) geldt voor de gevallen waarin de wet een kortere termijn voor het instellen van cassatie (cassatietermijn) voorschrijft.

2. In de gevallen, waarin de wet voor het hoger beroep een kortere termijn heeft voorgeschreven, wordt ook de termijn voor het beroep in cassatie verkort en gesteld op het dubbele van de termijn in die gevallen voor het hoger beroep bepaald.

Dit betekent letterlijk: Wanneer de wet een kortere termijn voor het instellen van hoger beroep heeft vastgesteld (voorgeschreven), wordt de termijn voor het beroep in cassatie eveneens verkort. Deze verkorte cassatietermijn wordt dan bepaald op tweemaal (het dubbele van) de termijn die in die specifieke gevallen voor het hoger beroep is vastgesteld.

3. Indien in de vorige instantie een vordering tot vrijwaring geheel of gedeeltelijk is afgewezen op grond van de afwijzing van de vordering in de hoofdzaak, staat het beroep in cassatie daarvan open tot het moment dat in de hoofdzaak in cassatie het verweerschrift is ingediend.

Dit betekent letterlijk: Als in de eerdere rechterlijke behandeling (vorige instantie) een vordering tot vrijwaring (een procedure waarbij een partij een derde in het geding roept om haar te vrijwaren van een veroordeling) geheel of voor een deel is afgewezen omdat de vordering in de hoofdprocedure (hoofdzaak) is afgewezen, dan kan tegen die afwijzing van de vrijwaringsvordering beroep in cassatie worden ingesteld. Dit recht op beroep in cassatie blijft bestaan tot het tijdstip waarop in de hoofdzaak het verweerschrift (antwoord van de verwerende partij) in de cassatieprocedure is ingediend.

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

6 uitspraken gevonden
Parket bij de Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:PHR:2025:996 - Conclusie: Overgangsrecht en cassatietermijn bij modernisering van het bewijsrecht - 12 september 2025

ECLI:NL:PHR:2025:99612 september 2025Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

De P-G concludeert dat de nieuwe, kortere cassatietermijn van acht weken uit de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht niet geldt voor een inzageverzoek dat is ingesteld onder het oude recht (art. 843a Rv-oud). De oude termijn van drie maanden blijft van toepassing.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Parket bij de Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:PHR:2025:802 - Parket bij de Hoge Raad - 18 juli 2025

ECLI:NL:PHR:2025:80218 juli 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten, Volkenrecht
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2025:981 - Conclusie P-G: Verwijderen stukken in cassatie wegens strijd met art. 419 Rv - 12 september 2025

ECLI:NL:PHR:2025:98112 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De Procureur-Generaal adviseert de Hoge Raad een incidentele vordering tot verwijdering van stukken uit het procesdossier af te wijzen. Art. 419 lid 2 Rv en het gevaar voor oneigenlijke beïnvloeding vormen volgens de P-G geen grondslag om stukken voorafgaand aan de hoofdzaak te weigeren.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2025:947 - Parket bij de Hoge Raad - 5 september 2025

ECLI:NL:PHR:2025:9475 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtOndernemingsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2025:905 - Parket bij de Hoge Raad - 29 augustus 2025

ECLI:NL:PHR:2025:90529 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Gerechtshof Amsterdam

ECLI:NL:GHAMS:2025:1655 - Gerechtshof Amsterdam - 1 juli 2025

ECLI:NL:GHAMS:2025:16551 juli 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtTuchtrecht
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht