Artikel 151 (Dwingend bewijs en vrijheid van tegenbewijs)
1. Dwingend bewijs houdt in dat de rechter verplicht is de inhoud van bepaalde bewijsmiddelen als waar aan te nemen dan wel verplicht is de bewijskracht te erkennen die de wet aan bepaalde gegevens verbindt.
2. Tegenbewijs, ook tegen dwingend bewijs, staat vrij, tenzij de wet het uitsluit.
Uitleg in duidelijke taal
1. Dwingend bewijs houdt in dat de rechter verplicht is de inhoud van bepaalde bewijsmiddelen als waar aan te nemen dan wel verplicht is de bewijskracht te erkennen die de wet aan bepaalde gegevens verbindt.
Dit betekent dat dwingend bewijs inhoudt dat de rechter verplicht is om óf de inhoud van bepaalde bewijsmiddelen als waar aan te nemen, óf de rechter verplicht is de bewijskracht te erkennen die de wet aan bepaalde gegevens verbindt.
2. Tegenbewijs, ook tegen dwingend bewijs, staat vrij, tenzij de wet het uitsluit.
Dit houdt in dat het leveren van tegenbewijs, ook tegen dwingend bewijs, is toegestaan (staat vrij), behalve als de wet dit expliciet uitsluit.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBNHO:2025:8552 - Rechtbank Noord-Holland - 16 juli 2025
ECLI:NL:HR:2025:1141 - Hoge Raad - 11 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11506 - Rechtbank Rotterdam - 1 oktober 2025
ECLI:NL:PHR:2025:988 - Conclusie A-G: Gebruik camerabeelden en passeren van tegenbewijsaanbod bij ontslag - 12 september 2025
De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep te verwerpen. Er is geen schending van hoor en wederhoor of equality of arms nu de werknemer, ondanks technische problemen, voldoende gelegenheid had om op de camerabeelden te reageren. Het hof mocht het tegenbewijsaanbod passeren wegens onvoldoende gemotiveerde betwisting.