Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk V. Bezwaar en beroep, bevoegdheden, verplichtingen en strafbepalingen
Artikel 30

Artikel 30

Laatste versie

1. Met betrekking tot de waardebepaling en de waardevaststelling ingevolge de hoofdstukken III en IV zijn de artikelen 1, derde lid, 5, eerste lid, tweede volzin, 22j, 24a, eerste lid, 25 tot en met 30, 47, 49 tot en met 51, 52a, 53a, 54 en 56 tot en met 60 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing. Met betrekking tot natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen, alsmede lichamen, is voorts artikel 52, vierde en vijfde lid, en - voor zoveel het betreft het bewaren van gegevensdragers - zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

2. Een bezwaarschrift tegen een beschikking die is bekendgemaakt en verenigd in één geschrift met een aanslag onroerende-zaakbelastingen, zoals bedoeld in artikel 24, negende lid, wordt geacht mede te zijn gericht tegen die aanslag, tenzij uit het bezwaarschrift het tegendeel blijkt.

3. Een bezwaarschrift tegen een aanslag onroerende-zaakbelastingen die is bekendgemaakt en verenigd in één geschrift met een in artikel 22, eerste lid, bedoelde beschikking, zoals bedoeld in artikel 24, negende lid, wordt geacht mede te zijn gericht tegen die beschikking, tenzij uit het bezwaarschrift het tegendeel blijkt.

4. Indien de in het tweede of derde lid bedoelde fictie toepassing vindt, treedt de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar in de plaats van de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar wat betreft de aanslag onroerende-zaakbelastingen. In afwijking in zoverre van het eerste lid in samenhang met artikel 25, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, vervat deze gemeenteambtenaar de uitspraak op het bezwaar tegen de in het tweede of derde lid bedoelde beschikking en de uitspraak op het bezwaar tegen de in het tweede of derde lid bedoelde aanslag onroerende-zaakbelastingen in één geschrift.

5. De bevoegdheden en verplichtingen die ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen gelden met betrekking tot de inspecteur, gelden daarbij voor het college en de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar. De verplichtingen die krachtens artikel 56 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gelden jegens iedere door Onze Minister aangewezen andere ambtenaar van de rijksbelastingdienst, gelden daarbij jegens door het college aangewezen personen. Voor zover dit redelijkerwijs van belang kan worden geacht voor de uitvoering van de wet, gelden vorenbedoelde bevoegdheden en verplichtingen ook buiten de gemeente.

6. Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 25c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen treedt de raad in de plaats van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de Tweede Kamer. Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 28, eerste lid, van die wet treedt het college in de plaats van Onze Minister.

7. De colleges van twee of meer gemeenten kunnen bepalen dat een daartoe aangewezen ambtenaar van één van die gemeenten voor de uitvoering van een of meer bepalingen van de wet wordt aangewezen als de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar van die gemeenten.

8. Indien een gemeenschappelijke regeling is getroffen en bij die regeling een openbaar lichaam of een bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld, kan bij of krachtens die regeling worden bepaald dat een daartoe aangewezen ambtenaar van dat openbare lichaam of die bedrijfsvoeringsorganisatie voor de uitvoering van een of meer bepalingen van de wet wordt aangewezen als de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar.

9. Op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, doet de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uitspraak in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad4100x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:252 - Overzichtsarrest immateriële schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn in belastingzaken - 18 februari 2016

ECLI:NL:HR:2016:25218 februari 2016Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad geeft een integraal overzicht van de regels voor de toekenning van immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken. Het arrest consolideert en verduidelijkt bestaande jurisprudentie en introduceert enkele nieuwe oordelen.

BelastingrechtProcesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Hoge Raad72x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP2995 - Bezwaar tegen voorlopige WOZ-waarde en omzetting bezwaarschrift - 3 februari 2011

ECLI:NL:HR:2011:BP29953 februari 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Tegen een in een voorlopige aanslag OZB gehanteerde 'voorlopige waarde' staat bezwaar open. Een nadere motivering van bezwaar, ingediend na de definitieve WOZ-beschikking, kan onder omstandigheden worden aangemerkt als tijdig bezwaar tegen die definitieve beschikking en de daaraan gekoppelde aanslag.

Hoge Raad54x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2667 - Bevoegdheid belastingrechter bij afzonderlijk beroep tegen besluit op WOZ-informatieverzoek - 24 november 2016

ECLI:NL:HR:2016:266724 november 2016Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een besluit op een verzoek om WOZ-informatie op grond van artikel 40 Wet WOZ wordt gelijkgesteld met een ingevolge de belastingwet genomen besluit. De belastingrechter, en niet de algemene bestuursrechter, is bevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar hiertegen.

Hoge Raad47x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:2656 - Belang bij hogere WOZ-waarde: onmiddellijke werking wetswijziging - 19 oktober 2017

ECLI:NL:HR:2017:265619 oktober 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Sinds 1 oktober 2015 kan een belanghebbende verzoeken om een hogere WOZ-waarde. Deze wetswijziging heeft onmiddellijke werking, ook in lopende procedures. Eenieder die een hogere waarde bepleit, wordt geacht daarbij belang te hebben. Een hogere WOZ-waarde leidt echter niet tot een hogere OZB-aanslag in die procedure.

Hoge Raad29x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:494 - Verdaging beslistermijn WOZ-bezwaar met toepassing van Algemene wet bestuursrecht toegestaan - 4 april 2019

ECLI:NL:HR:2019:4944 april 2019Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

De bijzondere beslistermijn voor WOZ-bezwaarschriften (art. 30, lid 9, Wet WOZ) wijkt alleen af van artikel 7:10, lid 1, Awb. De mogelijkheid tot verdaging van de beslistermijn op grond van artikel 7:10, lid 3, Awb blijft daarom onverkort van toepassing voor de heffingsambtenaar.

Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1315 - WOZ-waarde: afwijkende waarde voor volgend jaar beïnvloedt eerdere uitspraak niet - 12 september 2019

ECLI:NL:HR:2019:131512 september 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een rechterlijke uitspraak over een WOZ-waarde is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd enkel omdat voor een later belastingjaar, maar met dezelfde peildatum, een lagere waarde is vastgesteld. Dit past binnen het systeem van de Wet WOZ, waarin de waarde jaarlijks wordt bepaald en rechtsmiddelen per jaar openstaan.

Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1668 - Hoge Raad - 18 juni 2015

ECLI:NL:HR:2015:166818 juni 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3173 - Redelijke termijn: beoordelingsmoment bij verzoek schadevergoeding in hoger beroep - 29 oktober 2015

ECLI:NL:HR:2015:317329 oktober 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Indien een verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor het eerst in hoger beroep wordt gedaan, beoordeelt het gerechtshof de totale duur van de procedure tot aan zijn eigen uitspraak. Een voortvarende behandeling in hoger beroep kan eerdere vertraging compenseren.

Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1056 - Ambtshalve WOZ-vermindering en de gevolgen voor proceskostenvergoeding in bezwaar - 6 juli 2023

ECLI:NL:HR:2023:10566 juli 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De bevoegdheid om een WOZ-beschikking te geven impliceert de bevoegdheid deze ambtshalve te herzien, mits de belanghebbende niet wordt benadeeld. Wanneer een bezwaarschrift wordt ingediend nadat de waarde al ambtshalve is verlaagd, is er geen recht op proceskostenvergoeding als de waarde in bezwaar niet verder wordt gewijzigd.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:GHARL:2024:6237 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 7 oktober 2024

ECLI:NL:GHARL:2024:62377 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak