Artikel 3
1 Het deel bedoeld in artikel 2, tweede lid, bedraagt de helft van het pensioen dat zou moeten worden uitbetaald indien:
a. de tot verevening verplichte echtgenoot uitsluitend gedurende de deelnemingsjaren tussen de huwelijkssluiting en het tijdstip van scheiding zou hebben deelgenomen;
b. hij op het tijdstip van scheiding de deelneming beëindigd zou hebben; en
c. hij tijdens de periode dat hij recht op pensioen heeft gehuwd of geregistreerd zou zijn.
2 Indien het pensioen voor of na ingang daarvan wordt verhoogd of verlaagd, wordt het bedrag dat voortvloeit uit het eerste lid verhoogd of verlaagd met een evenredig deel van de verhoging of verlaging van het pensioen.
3 Een pensioen wordt niet verevend, indien op het tijdstip van scheiding het deel van dat pensioen, waarop recht op uitbetaling ontstaat, het in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet genoemde bedrag niet te boven gaat.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:693
ECLI:NL:HR:2020:276
ECLI:NL:HR:2022:1080 - Pensioenverevening DGA: peildatum, afstorting, dekkingstekort en vergoedingsrecht
De Hoge Raad herhaalt de regels voor pensioenverevening bij een DGA. De commerciële waarde en de betaalbaarheid van afstorting worden beoordeeld op het moment van feitelijke afstorting, niet de scheidingsdatum. Een tekort wordt in beginsel evenredig gedeeld. Een vergoedingsrecht ontstaat als privévermogen is aangewend voor gemeenschapsschulden.