Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 2. Rechtspraak
AFDELING 6. RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK
Paragraaf 3. Planning en bekostiging
Artikel 99

Artikel 99 (Departementale begroting Raad voor Rechtspraak)

Laatste versie

1. De departementale begroting, bedoeld in artikel 2.1, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt door Onze Minister opgesteld in overeenstemming met het begrotingsvoorstel van de Raad, tenzij zich het geval voordoet, bedoeld in het derde lid.

2. Indien Onze Minister zich met het oog op een rechtmatig en doelmatig beheer van 's Rijks gelden niet kan verenigen met het begrotingsvoorstel van de Raad of een onderdeel daarvan, deelt hij dit mede aan de Raad en voert hij hierover met de Raad overleg.

3. Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet tot overeenstemming leidt en Onze Minister overwegende bezwaren houdt, wordt het begrotingsvoorstel van de Raad of het desbetreffende onderdeel daarvan in gewijzigde vorm opgenomen in de departementale begroting, bedoeld in artikel 2.1, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

4. In de toelichting op het voorstel van wet geeft Onze Minister aan welke voorschriften hij voornemens is aan het krachtens artikel 100 toe te kennen budget te verbinden. Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De departementale begroting, bedoeld in artikel 2.1, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt door Onze Minister opgesteld in overeenstemming met het begrotingsvoorstel van de Raad, tenzij zich het geval voordoet, bedoeld in het derde lid.

Dit betekent dat de begroting van het departement, zoals omschreven in artikel 2.1, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016, door de verantwoordelijke Minister wordt voorbereid. Deze voorbereiding gebeurt in lijn met het budgetvoorstel dat de Raad voor de Rechtspraak heeft ingediend, behalve als de situatie zoals beschreven in het derde lid van dit artikel zich voordoet.

2. Indien Onze Minister zich met het oog op een rechtmatig en doelmatig beheer van 's Rijks gelden niet kan verenigen met het begrotingsvoorstel van de Raad of een onderdeel daarvan, deelt hij dit mede aan de Raad en voert hij hierover met de Raad overleg.

Dit betekent dat als de Minister, met het oog op een correcte en efficiënte besteding van de overheidsfinanciën, het niet eens kan zijn met het budgetvoorstel van de Raad, of een specifiek deel daarvan, hij de Raad hierover informeert. Vervolgens zal de Minister hierover overleg plegen met de Raad.

3. Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet tot overeenstemming leidt en Onze Minister overwegende bezwaren houdt, wordt het begrotingsvoorstel van de Raad of het desbetreffende onderdeel daarvan in gewijzigde vorm opgenomen in de departementale begroting, bedoeld in artikel 2.1, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Dit betekent dat als het overleg, zoals genoemd in het tweede lid, niet resulteert in een akkoord, en de Minister nog steeds zwaarwegende bedenkingen heeft, het budgetvoorstel van de Raad (of het specifieke onderdeel waarover geen overeenstemming is) in een aangepaste versie zal worden opgenomen in de departementale begroting, zoals bedoeld in artikel 2.1, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

4. In de toelichting op het voorstel van wet geeft Onze Minister aan welke voorschriften hij voornemens is aan het krachtens artikel 100 toe te kennen budget te verbinden. Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dat de Minister in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zal specificeren welke voorwaarden hij wil koppelen aan het budget dat op basis van artikel 100 zal worden toegekend. De procedure beschreven in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel is op eenzelfde manier van toepassing op het vaststellen van deze voorschriften.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad67x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1995:ZD0328 - Hoge Raad - 18 december 1995

ECLI:NL:HR:1995:ZD032818 december 1995Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad48x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1994:AD2076 - Hoge Raad - 28 maart 1994

ECLI:NL:HR:1994:AD207628 maart 1994Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1997:AA2211 - Hoge Raad - 7 juli 1997

ECLI:NL:HR:1997:AA22117 juli 1997Dit wetsartikel wordt 16 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtVennootschapsbelasting, Procesrecht Belastingen
Hoge Raad43x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1981:AG4271 - Hoge Raad - 26 november 1981

ECLI:NL:HR:1981:AG427126 november 1981Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtPersonen en Familierecht, Ondernemingsrecht
Hoge Raad44x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1986:AC9347 - Hoge Raad - 15 mei 1986

ECLI:NL:HR:1986:AC934715 mei 1986Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Hoge Raad32x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1998:ZC2621 - Hoge Raad - 2 april 1998

ECLI:NL:HR:1998:ZC26212 april 1998Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB0199 - Hoge Raad - 22 februari 2001

ECLI:NL:HR:2001:AB019922 februari 2001Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Insolventierecht, Goederenrecht, Verzekeringsrecht
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1978:AM4447 - Hoge Raad - 11 april 1978

ECLI:NL:HR:1978:AM444711 april 1978Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtErfbelasting, Procesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1991:ZC0400 - Hoge Raad - 31 oktober 1991

ECLI:NL:HR:1991:ZC040031 oktober 1991Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AD4004 - Hoge Raad - 14 februari 2002

ECLI:NL:HR:2002:AD400414 februari 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak