Artikel 130 (College procureurs-generaal Inrichting Leiding Aanwijzingen)
1. Er is een College van procureurs-generaal.
2. Het College staat aan het hoofd van het openbaar ministerie.
3. Het College bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf procureurs-generaal. Bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister wordt een van de procureurs-generaal benoemd tot voorzitter van het College voor een periode van ten hoogste drie jaar. Hij kan eenmaal worden herbenoemd. De voorzitter ontvangt in verband met het verrichten van werkzaamheden als voorzitter een toelage op het salaris dat hij als procureur-generaal geniet, volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels. Toekenning van de toelage geschiedt door Onze Minister.
4. Ten hoogste één van de procureurs-generaal, bedoeld in het derde lid, wordt niet aangesteld als rechterlijk ambtenaar. Deze procureur-generaal wordt niet benoemd tot voorzitter van het College.
5. De in het vierde lid bedoelde procureur-generaal wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister aangewezen, geschorst en ontslagen. Artikel 3, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017 is niet van toepassing op deze procureur-generaal.
6. Het College kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie.
Uitleg in duidelijke taal
1. Er is een College van procureurs-generaal.
Dit lid stelt vast dat er een orgaan bestaat met de naam College van procureurs-generaal.
2. Het College staat aan het hoofd van het openbaar ministerie.
Dit lid bepaalt dat het College van procureurs-generaal de leiding heeft over het openbaar ministerie.
3. Het College bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf procureurs-generaal. Bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister wordt een van de procureurs-generaal benoemd tot voorzitter van het College voor een periode van ten hoogste drie jaar. Hij kan eenmaal worden herbenoemd. De voorzitter ontvangt in verband met het verrichten van werkzaamheden als voorzitter een toelage op het salaris dat hij als procureur-generaal geniet, volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels. Toekenning van de toelage geschiedt door Onze Minister.
Dit lid beschrijft de samenstelling en het voorzitterschap van het College. Het College telt minimaal drie en maximaal vijf procureurs-generaal. Een van hen wordt bij koninklijk besluit, na voordracht door Onze Minister, benoemd tot voorzitter voor maximaal drie jaar, met een mogelijkheid tot eenmalige herbenoeming. Voor zijn werkzaamheden als voorzitter krijgt de voorzitter een extra vergoeding (toelage) bovenop zijn salaris als procureur-generaal. De regels hiervoor worden vastgesteld in een algemene maatregel van bestuur, en Onze Minister kent de toelage toe.
4. Ten hoogste één van de procureurs-generaal, bedoeld in het derde lid, wordt niet aangesteld als rechterlijk ambtenaar. Deze procureur-generaal wordt niet benoemd tot voorzitter van het College.
Dit lid specificeert dat maximaal één procureur-generaal van het College geen rechterlijk ambtenaar hoeft te zijn. Deze specifieke procureur-generaal kan geen voorzitter van het College worden.
5. De in het vierde lid bedoelde procureur-generaal wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister aangewezen, geschorst en ontslagen. Artikel 3, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017 is niet van toepassing op deze procureur-generaal.
Dit lid regelt dat de procureur-generaal die geen rechterlijk ambtenaar is, wordt aangewezen, geschorst en ontslagen via een koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister. Bovendien is artikel 3, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017 niet op deze procureur-generaal van toepassing.
6. Het College kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie.
Dit lid verleent het College de bevoegdheid om zowel algemene als specifieke instructies (aanwijzingen) te geven over hoe het openbaar ministerie zijn taken en bevoegdheden moet uitoefenen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2015:3024
ECLI:NL:HR:2009:BH9943
ECLI:NL:HR:2018:25 - Gerechtvaardigd vertrouwen en de coffeeshop: expliciete voorraadlimiet Aanwijzing Opiumwet prevaleert
De Hoge Raad oordeelt dat een coffeeshophouder geen gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen aan de Aanwijzing Opiumwet voor het bezit van een voorraad die de expliciete limiet van 500 gram overschrijdt. Het oordeel van het hof dat dit wel kon, is onbegrijpelijk.
ECLI:NL:HR:2011:BO9885
ECLI:NL:HR:2015:2884
ECLI:NL:HR:2015:2815
ECLI:NL:HR:2010:BK6345
ECLI:NL:HR:2017:953 - ISD-maatregel: OM-Richtlijn vereist processen-verbaal, niet onherroepelijke veroordelingen
Voor de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel eist de relevante OM-Richtlijn dat er processen-verbaal zijn opgemaakt voor meer dan tien misdrijven. Het is niet vereist dat deze processen-verbaal reeds tot onherroepelijke veroordelingen hebben geleid.