Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk IV. Wijze van heffing
Artikel 11a

Artikel 11a

Laatste versie

1 Een inhoudingsplichtige die voor de heffing van de vennootschapsbelasting is aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 mag op de ingevolge artikel 7, vierde lid, op aangifte af te dragen belasting een vermindering toepassen wegens ten laste van hem ingehouden dividendbelasting en buitenlandse bronheffing.

2 De in het eerste lid bedoelde vermindering is gelijk aan het gezamenlijke bedrag van de ten laste van de inhoudingsplichtige ingehouden dividendbelasting en buiten Nederland ingehouden en drukkende belastingen aan de bron op de opbrengsten van aandelen, winstbewijzen, kapitaalverstrekkingen en geldleningen, voor zover deze dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen zijn ingehouden op een tijdstip dat de inhoudingsplichtige is aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in het eerste lid en deze belastingen nog niet eerder in mindering zijn gekomen. Een buitenlandse bronheffing wordt daarbij in aanmerking genomen tot een maximum van 15% van de opbrengst waarop zij drukt, en vervolgens verminderd met het bedrag waarvoor uiteindelijke gerechtigden die een belang hebben in de inhoudingsplichtige, bij dooruitdeling van de opbrengst waarop de bronheffing betrekking heeft, op grond van artikel 10, de Belastingregeling voor het Koninkrijk, de Belastingregeling voor het land Nederland dan wel een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting recht zouden hebben op een vermindering of teruggaaf van dividendbelasting. De eerste zin is slechts van toepassing op belasting naar opbrengsten met betrekking waartoe de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat hij de uiteindelijk gerechtigde is. Artikel 4, zevende lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing.

3 Indien de inhoudingsplichtige als dochtermaatschappij deel uitmaakt van een fiscale eenheid in de zin van artikel 15, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden de ten laste van haar ingehouden dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen voor de toepassing van de vermindering op de voet van het eerste lid toegerekend aan de moedermaatschappij van die fiscale eenheid. Ingeval vóór het tot stand komen van die fiscale eenheid ten laste van de inhoudingsplichtige dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen zijn ingehouden die nog niet op de voet van het eerste lid tot een vermindering hebben geleid, worden zij toegerekend aan de moedermaatschappij. Bij een verbreking van de fiscale eenheid blijven dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen die nog niet op de voet van het eerste lid tot een vermindering hebben geleid, achter bij de moedermaatschappij.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad318x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:506 - Afdrachtvermindering dividendbelasting: geen belemmering vrij kapitaalverkeer voor buitenlandse fondsen

ECLI:NL:HR:2021:5069 april 2021Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

De afdrachtvermindering dividendbelasting is geen verboden belemmering van het vrije kapitaalverkeer voor buitenlandse beleggingsinstellingen. Anders dan de oude teruggaafregeling, is de afdrachtvermindering economisch wezenlijk anders en gekoppeld aan de Nederlandse heffingsbevoegdheid over uitdelingen, wat de ongelijke behandeling rechtvaardigt.

BelastingrechtDividendbelasting, Vennootschapsbelasting
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1777

ECLI:NL:HR:2015:177710 juli 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:582 - Vrije verhandelbaarheid participaties als eis voor teruggaaf dividendbelasting buitenlands fonds

ECLI:NL:HR:2021:58216 april 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een buitenlands beleggingsfonds waarvan de participaties uitsluitend aan het fonds zelf kunnen worden verkocht, voldoet niet aan de eis van vrije verhandelbaarheid. Het is daardoor niet vergelijkbaar met een Nederlandse fiscale beleggingsinstelling (fbi) en heeft geen recht op teruggaaf van dividendbelasting.

BelastingrechtDividendbelasting, Vennootschapsbelasting
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht