Artikel 28

Laatste versie

1. De volgende diensten en instanties maken in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers:

a. de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; b. de tot de rechterlijke macht behorende gerechten; c. het Openbaar Ministerie; d. de Immigratie- en Naturalisatiedienst; e. de politie; f. de Koninklijke Marechaussee.

2. Onze Minister kan bij ministeriële regeling instanties en organen aanwijzen die in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht ook gehouden zijn gebruik te maken van beëdigde tolken en vertalers.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.

4. Indien van het eerste of tweede lid wordt afgeweken wordt dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd. Ingeval geen sprake is van spoedeisende inzet van een tolk of vertaler, dient deze voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring over te leggen. Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is voorafgaand aan de inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen geschiedt dit na de inzet. De artikelen 29 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing op een tolk of vertaler als bedoeld in het derde lid.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:222 - Hoge Raad - 10 februari 2020

ECLI:NL:HR:2020:22210 februari 2020Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:11646 - Rechtbank Den Haag - 15 juli 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1164615 juli 2024Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1446 - Hoge Raad - 16 juni 2014

ECLI:NL:HR:2014:144616 juni 2014Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:2254 - Raad van State - 29 mei 2024

ECLI:NL:RVS:2024:225429 mei 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:1210 - Rechtbank Den Haag - 1 februari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:12101 februari 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2023:19111 - Rechtbank Den Haag - 4 december 2023

ECLI:NL:RBDHA:2023:191114 december 2023Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:6982 - Rechtbank Den Haag - 6 mei 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:69826 mei 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:2705 - Rechtbank Den Haag - 3 maart 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:27053 maart 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:94 - Raad van State - 15 januari 2024

ECLI:NL:RVS:2024:9415 januari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:13211 - Rechtbank Den Haag - 8 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:132118 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak