Artikel 47
1. De uitkering op grond van deze wet bedraagt per kalendermaand:
a. 0,75 x (A – B x C/D) – E over de eerste twee maanden waarin recht op een uitkering bestaat; en b. 0,7 x (A – B x C/D) – E vanaf de derde maand waarin recht op een uitkering bestaat.
Hierbij staat:A voor het maandloon;B voor het inkomen in een kalendermaand;C voor het dagloon;D voor het dagloon waarnaar de uitkering zou zijn berekend indien dat niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag; enE voor het inkomen in verband met arbeid.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen in verband met arbeid, bedoeld in het eerste lid wordt verstaan.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBZWB:2025:5806 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 28 augustus 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1334 - Centrale Raad van Beroep - 4 september 2025
ECLI:NL:GHDHA:2025:1432 - Gerechtvaardigd vertrouwen op toezegging over flexibele korting bovenwettelijke WW-uitkering - 15 juli 2025
Het hof oordeelt dat een voormalig werknemer gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de toezegging van de uitvoerder, namens de werkgever, dat een overschrijding van vrijgestelde uren niet tot een definitieve korting op haar bovenwettelijke werkloosheidsuitkering zou leiden. Dit vertrouwen eindigt zodra het UWV de werkzaamheden officieel anders kwalificeert.